6.6.2
Voorzorgsmaatregelen bij het controleren
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep
die tot een meterdruk van − 1 00,7 kPa (− 1 ,007 bar) (5 Torr
absoluut) kan evacueren. Zorg ervoor dat de olie in de
pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp
niet draait.
OPMERKING
Gebruik deze vacuümpomp enkel en alleen voor R410A.
De zelfde pomp voor andere koelmiddelen gebruiken kan
de pomp en de unit beschadigen.
6.6.3
Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
a
d
c
b
e
a
Reduceerklep
b
Stikstof
c
Weegschaal
d
Fles met R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e
Vacuümpomp
f
Vulslang
g
Servicepoort voor bijvullen van koelmiddel
h
Afsluiter vloeistofleiding
i
Afsluiter gasleiding
j
Servicepoort van afsluiter
k
Klep A
l
Klep B
m
Klep C
Klep
Klep A
Klep B
Klep C
Afsluiter vloeistofleiding
Afsluiter gasleiding
6.6.4
Op lekken controleren: Druklektest
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
1 Breek het vacuüm door onder druk te brengen met stikstofgas
tot een meterdruk van 4,0 MPa (40 bar). Stel de meterdruk
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum
bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa (40 bar).
6.6.5
Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
h
i
g
k
l
m
f
j
Stand van de klep
Sluiten
Open
Open
Sluiten
Sluiten
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van – 1 00,7 kPa (– 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
OPMERKING
In het geval van SERHQ032, voer de stappen uit op beide
units.
6.6.6
Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
Vochtigheid
uur
≤30°C
75% tot 80% RV
>30°C
≥80% RV
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
a
b
c
d
d
e
e
f
f
a
Afsluiter gasleiding
b
Afsluiter vloeistofleiding
c
Servicepoort voor bijvullen van koelmiddel
d
Afdichtingsbehandeling
e
Isolatie
f
Leiding tussen binnen- en buitenunit
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Isoleer
lokale
leidingen
brandwonden bij aanraking.
6.7
Koelmiddel bijvullen
6.7.1
Over koelmiddel bijvullen
Zodra het vacuümdrogen beëindigd is, kan extra koelmiddel worden
bijgevuld.
Er zijn twee manieren om extra koelmiddel bij te vullen.
Methode
Automatisch vullen
"Stap 6a: Koelmiddel automatisch
vullen" op pagina 27
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6 Installatie
Minimumdikte
15 mm
20 mm
wegens
het
gevaar
op
Zie
25