3.2.4 Gaskookplaat inzetten
De gaskookplaat eerst achteraan in de uitsparing
Î
Î
plaatsen ① en daarbij de clips lichtjes indrukken ②.
De gaskookplaat vooraan in de uitsparing plaatsen
Î
Î
③ en daarbij de clips lichtjes indrukken ②.
Controleren of de gaskookplaat gelijkmatig op het
Î
Î
werkblad ligt en niet heen en weer kan bewegen,
en of de pakking van de kookplaat correct zit.
Als de gaskookplaat heen en weer kan bewegen in de
uitsparing, is deze te groot en kan door de clips wat
worden gecompenseerd.
Van onderen tegen de gaskookplaat duwen en
Î
Î
de gaskookplaat eruit nemen.
De clips verder naar buiten buigen.
Î
Î
De gaskookplaat opnieuw inzetten.
Î
Î
Branderdeksels inzetten.
Î
Î
De pannendrager zo plaatsen dat de pennen in
Î
Î
de openingen passen ④.
3.3
Gaskookplaat aansluiten
Elektrische aansluiting: stekker van het apparaat op een contactdoos met aardleider aansluiten.
y
Gasaansluiting:
y
○
De gasaansluiting door een gasinstallateur laten uitvoeren. De voorschriften van de plaatselijke
gasmaatschappij in acht nemen. Op de toegelaten gassoort letten, zie identificatie aan de
achterkant van het apparaat. Bij een aanpassing aan andere gassoorten of gebruik van andere
spuitstukkensets, zie hfdst. 7 „Aanpassing gassoorten".
○
Verbruiksdruk (statische druk) en afvoer van verbrande gassen controleren. Gasaansluiting,
leidingen en verbindingen op dichtheid controleren. De aansluiting van het apparaat mag met
maximaal 150 mbar worden gecontroleerd. Kranen tijdens de controle niet bedienen.
○
De aansluiting van het gasapparaat kan door buizen, vormelementen en verbindingsstukken of
door slangen met een maximale lengte van 2 meter gebeuren. Er moet rekening worden gehouden
met de bepalingen die in het betreffende land van toepassing zijn, bijv. in Duitsland onder andere
DVGW-TRGI en TRF.
○
De buizen en de slangen moeten zo geïnstalleerd worden dat ze niet met de beweeglijke
onderdelen van de inbouwmodule, bijv. laden, in aanraking kunnen komen. Ze mogen ook niet
door kasten worden geleid die kunnen worden gevuld. De aansluitslang mag niet aan trek- of
torsiespanning onderhevig zijn en mag niet ingekneld of te sterk gebogen worden. De slang mag
niet tegen scherpe randen of een snijdend element stoten en moet vrij verlopen.
Gebruiksaanwijzing gaskookplaten
1.
2.
Inbouw en gebruik
4.
3.
13