GasAlertMicro 5/PID/IR
Beknopte handleiding
Bumptest
Tijdens een bumptest wordt een kleine hoeveelheid testgas aan
de detector gepresenteerd om een alarm te forceren. Een
bumptest moet regelmatig worden uitgevoerd om te bevestigen
dat de sensors op de juiste wijze op gas reageren, en dat de
akoestische, visuele en alarmwaarden tijdens een alarm-toestand
worden geactiveerd. Kalibreer het toestel als de weergegeven
waarden niet binnen de gespecificeerde limieten liggen.
Een bumptest uitvoeren
Waarschuwing
a
BW raadt aan dat de capaciteit van de sensors om op gas te
reageren vóór elk dagelijks gebruik wordt getest met een
"bumptest" door de sensors bloot te stellen aan een
gasconcentratie die de ingestelde alarmwaarden overtreft.
Als de gebruiker wil voldoen aan de Europese
reguleringen, dan moet aan het begin van elke werkdag
een bumptest worden uitgevoerd. Raadpleeg
EN60079-29-2.
Voor een handmatige bumptest raadpleegt u 'De gasfles op de
detector aansluiten' op pagina 8 en de volgende stappen 1-6.
Volg deze procedure als de dagelijkse bumptest is geactiveerd.
Opmerking
Als een bumptest bij een pomp wordt uitgevoerd,
moet u de kalibratieslang direct op de pomp
aansluiten.
14
1.
Sluit de kalibratieslang aan op de 0,5l/min regelaar
van de gasfles.
Opmerking
Gebruik de kalibratie-adapter alleen voor bumptesten
en kalibraties.
2.
Sluit de kalibratieslang aan op de inlaat van
kalibratie-adapter. De pijlen op de kalibratie-adapter
geven de richting van de gasstroming aan.
3.
Sluit de kalibratie-adapter aan en draai de knop vast.
Raadpleeg 'De gasfles op de detector aansluiten' op
pagina 8.
Opmerking
Zorg ervoor dat de knop goed is aangedraaid,
voordat u gas presenteert. Draai de kalibratie-adapter
niet te strak aan. Zorg ervoor dat er geen sterke
luchtstromingen aanwezig zijn aan de uitlaatzijde van
de kalibratie-adapter, omdat dit de nauwkeurigheid
van de bumptest negatief kan beïnvloeden.
4.
Presenteer gas. Controleer of de visuele, akoestische
en trilalarmsignalen geactiveerd worden.
5.
Sluit de regelaar en haal de kalibratie-adapter van de
detector af. De detector blijft tijdelijk in de alarmstand,
totdat het gas uit de buurt is van de sensors.
6.
Haal de kalibratieslang van de adapter en regelaar af.