Problemen oplossen (geavanceerd)
12. Controleer of er O-ringen aanwezig zijn in
de uitlaatpoorten van de pomp, en plat
tegen de onderkant van elke poort liggen.
Gebruik een inbussleutel van 8 mm
(5/16") om lichtjes op het oppervlak van
de O-ringen te drukken, waar nodig.
13. Installeer twee pluggen voor de
uitlaatkleppen (3b) en de slangadapter
(15). Monteer de pluggen van de
uitlaatkleppen met een inbussleutel van
8 mm (5/16"). Draai de slangadapter
vast met een aanhaalmoment van
60 in-lb. Draai de pluggen van de
uitlaatkleppen vast met een
aanhaalmoment van 20 in-lb.
14. Bevestig met dezelfde twee sleutels de
slang (22) aan de slangadapter (15) van
de pomp (1). Sluit de aarddraad (A) aan
op de pomp. Plaats de pompeenheid (1)
in de SmartControl-behuizing (6) en
zorg ervoor dat het pomptandwiel in het
motortandwiel grijpt.
A
34
15. Sluit de stekkers aan.
OPMERKING: Duw de stekkers voorzichtig
in elkaar, terwijl u de stekkers parallel aan
elkaar houdt, totdat ze in elkaar klikken.
16. Voordat u de afdekking van de
behuizing installeert, moet u ervoor
zorgen dat de draden stevig in de
kabelgoten worden gelegd, uit de buurt
van knelpunten zoals schroefnokken en
tussen de naad van de behuizing.
LET OP
Als u niet zorgt dat de draden uit de
buurt van knelpunten blijven, kan het
spuittoestel na montage onbruikbaar
worden. Leid de draden precies zoals
hieronder aangegeven.
17. Installeer de nieuwe afdekking van
de behuizing (18). Zet vast met
vijf kruiskopschroeven (20).
Zie Vervangende onderdelen,
pagina 36, voor aanhaalmomenten.
3A9306H