Spuittechnieken
Gebruik een stukje karton om deze
basisspuittechnieken te proberen alvorens
u begint te spuiten op het oppervlak.
•
Houd het spuitpistool op 30 cm (12 inch)
van het oppervlak en richt recht op het
oppervlak. Als u het spuitpistool kantelt
om de spuithoek te veranderen,
ontstaat een ongelijkmatige afwerking.
•
Draai uw pols zodat het spuitpistool recht
gericht blijft. Door het spuitpistool heen
en weer te zwaaien om rechtstreekse
met een hoek te spuiten, zorgt voor
een ongelijkmatige afwerking.
OPMERKING: Afhankelijk van hoe snel u het
spuitpistool beweegt, wordt meer of minder
materiaal opgebracht. Als het materiaal
ongelijkmatig is, beweegt u te snel. Als het
materiaal druppelt, beweegt u te traag.
Zie Probleemoplossing, pagina 28.
25-30 cm (10-12 inch)
parallel aan het
oppervlak
25-30 cm
(10-12 inch)
GELIJKMATIGE
AFWERKING
GELIJKMATIGE AFWERKING
Het spuitpistool richten
Richt het spuitpistool op de onderrand
van de vorige verfstrook en zorg dat u de
verfstrook steeds met 50% overlapt.
3A9306H
Spuiten onder een hoek
resulteert in een onge-
lijkmatige afwerking
Dik
Dun
ONGELIJKMATIGE
AFWERKING
DUN
DIK
DUN
Trekker-timing
Haal de trekker over nadat u met de
spuitbeweging bent begonnen. Laat de
trekker los voordat u de spuitbeweging
beëindigt. Het spuitpistool moet in beweging
zijn wanneer de trekker wordt ingedrukt
en losgelaten.
Kwaliteit van het
spuitpatroon
Bij een goed spuitpatroon wordt de verf
gelijkmatig verspreid zodra deze het
oppervlak raakt.
•
Het spuitmateriaal moet worden
verneveld (evenredig verdeeld,
zonder gaten aan de randen).
Goed spuitpatroon
Als uitlopers blijven voorkomen bij het
spuiten op de hoogste spuitdruk:
•
De spuittip kan versleten zijn. Zie De
juiste spuittip en druk, pagina 16.
•
Het kan zijn dat een kleinere spuittip
nodig is.
•
Mogelijk moet het materiaal worden
verdund. Volg de aanbevelingen van
de fabrikant.
Spuiten
Slecht spuitpatroon
Uitlopers
Uitlopers
17