>
Sluit de papiercassette voorzichtig.
>
Als u over twee papiercassetten beschikt en u drukt af vanuit de 1e cassette
(bovenste cassette), kunt u de 2e cassette (onderste cassette) er tijdens het
afdrukken uittrekken om papier bij te vullen. Als u echter afdrukt vanuit de 2e
cassette (onderste cassette), moet u de 1e cassette (bovenste cassette) niet uit
de printer trekken. Als u dit doet, loopt het papier vast.
>
Als u wilt afdrukken en papier wilt uitvoeren met de afgedrukte zijde naar
beneden, controleert u of het uitvoervak aan de achterzijde van de printer (a) is
gesloten (het papier wordt nu aan de bovenzijde van de printer uitgevoerd). De
capaciteit van het vak is ongeveer 350 vel, afhankelijk van het papiergewicht.
>
Als u wilt afdrukken en het papier met de afgedrukte zijde naar boven wilt
uitvoeren, controleert u of het uitvoervak aan de achterzijde van de printer (a) is
geopend en de papiersteun (b) is uitgetrokken. Het papier wordt gestapeld in
omgekeerde volgorde. De capaciteit van het vak is ongeveer 100 vel, afhankelijk
van het papiergewicht.
>
Gebruik altijd de stapelaar met de afdrukzijde omhoog (achterkant) voor zwaar
papier, zoals indexkaarten.
Open of sluit de het uitvoervak aan de achterzijde van de printer
niet tijdens het afdrukken omdat hierdoor het papier kan
vastlopen.
LET OP!
Papier in de printer plaatsen > 13
a
b