Basisfuncties voor faxen
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 85).
Druk op het model met aanraakscherm op
opties) >
(Terug) > selecteer met de pijlen de gewenste optie >
Volg. op het aanraakscherm.
Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en
4
druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
selecteren met de knop
Selecteer op het model met aanraakscherm de gewenste optie
snelkiesnummers of selecteer een groepskiesnummer en ga naar
stap 7.
5
Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
Als u meerdere faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer
6
Ja oplicht, en herhaalt u stap 5 en 6.
• U kunt maximaal 10 bestemmingen ingeven.
• Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer invoeren.
(Instellingen voor
(Address Book).
7
Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, selecteert u Nee
op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
Druk op het model met aanraakscherm op Verzenden op het
aanraakscherm.
Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de
volgorde waarin u ze hebt ingevoerd.
22
Een fax ontvangen
Uw apparaat is standaard ingesteld op de faxmodus. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
23
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen
overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal
resultaat.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
85