Accessoires installeren
4
In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7, Windows 8 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Eigenschappen van printer in het snelmenu.
Als het onderdeel in Eigenschappen van printer? teken heeft, kunt u
andere printerdrivers selecteren die met dezelfde printer verbonden
zijn.
Selecteer Apparaatopties.
5
Het Eigenschappen venster kan verschillen afhankelijk van de driver
of het besturingssysteem dat u gebruikt.
Selecteer de geschikte optie.
6
Bepaalde menu's kunnen niet voorkomen op het scherm, afhankelijk
van de opties of modellen. Indien dit het geval is, is dit niet van
toepassing op uw apparaat.
•
Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u installeerde. U
kunt de lade selecteren.
•
Opslagopties: Selecteer het optionele geheugen dat u
installeerde. Als deze mogelijkheid aangevinkt is, kunt u de
Afdrukmodus selecteren.
•
Printerconfiguratie: Selecteer de printertaal voor de
afdrukopdracht.
•
Instellingen beheerder: U kunt de Printerstatus en EMF-
spooling instellen.
•
Taakaccountbeheer: Hiermee kunt u voor elk afgedrukt
document identificatie-informatie aan gebruikers en accounts
toewijzen.
-
Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanklikt, kunnen
alleen gebruikers met gebruikerstoestemming een
afdrukopdracht opstarten.
-
Groepsmachtiging: Als u deze optie aanklikt, kunnen
groepen met groepstoestemming een afdrukopdracht
opstarten.
Als u een opdracht met een wachtwoord wilt coderen, controleer dan
de Wachtwoordcodering taakaccountbeheer.
•
Instellingen voor aangepaste papiergrootte: U kunt de
papiergrootte bepalen.
7
Klik op OK tot u het Eigenschappen of Eigenschappen van
printer venster verlaat.
109
3. Onderhoud