Inhoudsopgave
Advertenties
Bedieningshandleiding
Veilige veldbus
5.2 LED-aanduidingen PROFINET-aansluitingen P1/P2
Aan de Ethernetpoort zijn 2 LED-aanduidingen beschikbaar.
Een groene Link-LED en een gele activiteits-LED.
Link-LED (L)
De Link-LED kan de volgende aanduidings- en knipperpatronen
uitzenden:
LED-aanduiding
Beschrijving
GROEN
Aan
Verbinding met Ethernet actief
Activity-LED (A)
De Activity-LED kan de volgende aanduidings- en knipperpatronen
uitzenden:
LED-aanduiding
Beschrijving
GEEL
Knippert
Ethernet-gegevensoverdracht actief
5.3 Centrale LED-aanduidingen SFB-PN
Voor de centrale diagnose van de veldbox zijn 4 LED-aanduidingen
beschikbaar. Een groen/rode LED-aanduiding voor systeemfouten, een
rode LED voor busfouten, een groen/rode Error-LED en een groene
Power-LED.
Systeemfout-LED (SF)
De systeemfout LED kan de volgende aanduidings- en knipperpatronen
uitzenden:
LED-aanduiding
Beschrijving
ROOD
Aan
Modulefout of steekplaatsfout
GROEN Knippert BLINK Signaal ter identificatie van de veldbox
Busfout-LED (BF)
De busfout LED kan de volgende aanduidings- en knipperpatronen
uitzenden:
LED-aanduiding
Beschrijving
ROOD
Aan
Geen of trage verbinding
ROOD
Knippert
Verbinding, maar geen gegevensoverdracht
Error-LED veldbox (Err)
De Error-LED kan de volgende aanduidings- en knipperpatronen
uitzenden:
LED-aanduiding
Beschrijving
GROEN Aan
Veldbox in RUN
GROEN Knippert
Modulefout kan worden gekwiteerd
ROOD
Aan
Interne fout veldbox
ROOD
3 Hz
F_WD_Time SFB-PN overschreden
ROOD
1 impuls
Fout interne temperatuur te hoog
ROOD
2 impulsen
Fout ongeldig F-adres
ROOD
3 impulsen
Fout ongeldige F_iPar_CRC
ROOD
4 impulsen
Fout lengte kwiteerimpuls
ROOD
5 impulsen
Fout overlast cyclusuitgangen
ROOD
6 impulsen
Overspanning veldbox U > 29 V
Power-LED veldbox (Pwr)
Di Power-LED kan de volgende aanduidings- en knipperpatronen
uitzenden:
LED-aanduiding
Beschrijving
GROEN
Aan
Voedingsspanning veldbox OKE
GROEN
1 Hz
Waarschuwing spanning te laag U < 20 V
GROEN
3 Hz
Fout spanning te laag U < 17 V
GROEN
UIT
Veldbox uitgeschakeld U < 12 V
8
6. Gebruik en onderhoud
6.1 Functietest
De correcte functie van de voorziene veiligheidsfuncties moet
gecontroleerd worden.
De veiligheidsfuncties, de configuratie van de veilige veldbox
en de correcte installatie moeten door een bevoegde
veiligheidsexpert/veiligheidsbeambte worden gecontroleerd.
6.2 Onderhoud
Bij een correcte installatie en doelmatig gebruik vereist de veilige
veldbox geen onderhoud.
7. Demontage en afvalverwijdering
7.1 Demontage
De veilige veldbox mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.
7.2 Afvalverwijdering
De veilige veldbox moet op een correcte manier volgens de geldende
nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
NL
SFB-PN-IRT-8M12-IOP
Advertenties
Inhoudsopgave
