5.3.5 UITEINDE ROOKKANAAL
De uitgang van het rookkanaal dient steeds verticaal te eindigen en dient bovenaan een instrument te hebben dat we
een sluitstuk noemen en dat aan het volgende dient te voldoen:
•
Het dient te beschikken over een inwendige doorsnede die gelijk is aan die van de evacuatiebuizen.
•
De nuttige doorsnede van de uitlaat dient minimum dubbel zo groot te zijn als de evacuatiebuizen.
•
De afwerking moet voorkomen dat regen, sneeuw of vreemde voorwerpen de schoorsteen binnendringen,
anders kan Er02 of Er41 ontstaan.
•
Bovendien dient het bestand te zijn tegen wind en moet het boven de nok uit komen om de verspreiding en
oplossing van de verbrandingsproducten te garanderen. Indien niet geïnstalleerd volgens deze aanwijzingen
kan Er02 of Er41 veroorzaken.
•
Het is compleet verboden om schoorsteenkappen of deflectoren te installeren op een horizontale uitlaat,
vooral degene die gebruikt worden voor gasbranders, omdat dit voor problemen kan zorgen bij de verbranding.
•
Kan verbrandingsproblemen veroorzaken, het installeren hiervan kan resulteren in Er02 of Er41.
Zie hoofdstuk 9 van deze gebruikers- en installatiehandleiding voor fouten
Het is compleet verboden om de schouw af te dekken met netten of mazen tegen vogels
of iets gelijkaardigs.
5.4 VENTILATIE EN LUCHTINLAAT
•
In de ruimte waar de kachel geïnstalleerd wordt, dienen we ons ervan te verzekeren dat we te allen tijde beschikken
over de lucht die noodzakelijk is om een goede verbranding en optimale bewoonbaarheidsomstandigheden in de
ruimte te waarborgen.
•
De inlaat van buitenlucht dient wanneer mogelijk steeds verbonden te zijn met de ruimte waarin de kachel
geïnstalleerd is. We moeten ons ervan verzekeren dat de ingang voor buitenlucht niet verstopt zit.
•
Indien we in de ruimte waarin de kachel geïnstalleerd zal worden niet beschikken over voldoende natuurlijke
ventilatie, dan moet er gezorgd worden voor een opening om de noodzakelijke buitenlucht krijgen (minimum is
hiervoor een doorsnede van 100 cm² nodig).
•
De lucht kan ook verkregen worden uit een aangrenzende ruimte, op voorwaarde dat de stroom eenvoudig doorkomt
via permanente openingen die niet afgesloten kunnen worden en die in verbinding staan met de buitenlucht.
•
De ruimte mag niet dienst doen als garage, opslagruimte voor materiaal of voor activiteiten met brandgevaar.
•
In dezelfde omgeving mag geen gebruik gemaakt worden van twee kachels, een schouw en een kachel,... aangezien
het aantrekken van de ene een invloed kan uitoefenen op de werking van de andere.
•
Gemeenschappelijke ventilatiekanalen zijn verboden.
•
De luchtinlaat moet geplaatst worden met inachtneming van de volgende afstanden:
► 1,5 m verwijderd van het rookkanaa.
► 0,3 m boven ramen, deuren, camera's, etc.
► 1,5 m horizontaal verwijderd van ramen, deuren, camera's, etc.
► 1,5 m onder ramen, deuren, camera's, etc.
•
De luchtinlaat voor de verbranding kan niet aangesloten worden op een luchtinstallatie, ook een luchtinlaat
rechtstreeks via de aangebrachte opening in de wand wordt afgeraden.
20