ligt, controleer dan of het elektrisch voertuig geschikt is voor deze
laadspanning.
4.6. Specificaties van de elektrische beveiliging
Installatieautomaat
De installateur moet een geschikte installatieautomaat selecteren
(type B of C, met een waarde van 40A) die overeenkomt met de
laadlimiet van het laadpunt, waarbij rekening wordt gehouden met de
specificaties van de installatieautomaat, de selectiviteitsvoorschriften
en de EV-Ready-richtlijnen.
Stel op het laadpunt een lagere laadlimiet in dan de nominale
stroomsterkte van de laadpuntbeveiliging.
De overstroombeveiliging is
ingebouwd als onderdeel van andere
elektrische componenten in een
bestaande gebruikseenheid.
De overstroombeveiliging is
ingebouwd in een speciale behuizing
met geschikte koeling.
Bij het ontwerp van
de gebruikseenheid is
gelijktijdigheidsfactor 1 gebruikt.
Aardlekbeveiliging
Volgens IEC 60364-7-722:2015 moet voor dit laadpunt minimaal
een aardlekbeveiliging type A van 30mA worden geïnstalleerd. IEC
60364-7-722:2015, paragraaf 722.531.2.101:
Met uitzondering van stroomkringen waarin elektrische isolatie als
veiligheidsmaatregel wordt toegepast, moet elk aansluitpunt met
behulp van aardlekbeveiliging worden afgeschermd.
Opmerking: Wanneer de installatie volgens de EV-Ready-richtlijnen
wordt uitgevoerd, moet elk aardlekbeveiligingssysteem
van type A zijn, met een hoge immuniteit: type HPI, SI,
HI, KV afhankelijk van de leverancier.
Stel de laadlimiet in op 80%
van de nominale stroomsterkte.
Stel de laadlimiet in op 90%
van de nominale stroomsterkte.
18