a.
b.
c.
d.
e.
88
Hoofdstuk 6 Scan
Selecteer Opslaan in standaard gedeelde netwerkmap.
Typ in het veld UNC-mappad een mappad.
Het mappad kan de volledige gekwalificeerde domeinnaam (FQDN) zijn of het IP-adres van
de server. Controleer of het mappad (bijv. \scans) na de FQDN of het IP-adres komt.
FQDN-voorbeeld: \\servername.us.companyname.net\scans
Voorbeeld van een IP-adres: \\16.88.20.20\scans
OPMERKING:
De FQDN is mogelijkerwijs betrouwbaarder dan het IP-adres. Als de server
het IP-adres via DHCP verkrijgt, dan kan het IP-adres veranderen. De verbinding met een
IP-adres is echter mogelijk sneller omdat de printer geen DNS hoeft te gebruiken om de
bestemmingsserver te vinden.
Om in de bestemmingsmap automatisch een submap voor gescande documenten te
maken, selecteert u in de lijst Aangepaste submap een notatie voor de naam van de
submap.
Om toegang tot de submap te beperken tot de gebruiker die de scantaak heeft gemaakt,
selecteert u Toegang tot submap beperken tot gebruiker.
Om het volledige mappad voor gescande documenten weer te geven, klikt u op Voorbeeld
bijwerken.
Selecteer in de lijst Verificatie-instellingen een van de volgende opties:
–
Gebruik gebruikersgegevens om verbinding te maken na aanmelding op het
bedieningspaneel
–
Altijd deze aanmeldgegevens gebruiken
OPMERKING:
Als Altijd deze aanmeldgegevens gebruiken is geselecteerd, moet een
gebruikersnaam en wachtwoord in de bijbehorende velden worden ingevoerd.