"Temp Upper"
11
Om oververhitting van componenten te voorkomen, kan hier een bovengrens voor de temperatuur worden ingesteld.
Tijdens het latere gebruik kan geen hogere temperatuur worden ingesteld.
Als u op een van de snelkeuzestoetsen een hogere temperatuur heeft geprogrammeerd (bijv. bovenste
temperatuurgrens = 300 °C, snelkeuzetoets 3 = 400 °C), dan gebruikt het nabewerkingsstation automa-
tisch de waarde van de temperatuurgrens en niet de instelling van de snelkeuzetoets.
"Temp Lower"
12
Om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat het desolderen van componenten correct kan worden uitgevoerd, kan hier een
minimumtemperatuur worden ingesteld. Tijdens het latere gebruik kan geen lagere temperatuur worden ingesteld.
Als u op een van de snelkeuzestoetsen een lagere temperatuur heeft geprogrammeerd (bijv. onderste tem-
peratuurgrens = 200 °C, snelkeuzetoets 3 = 150 °C), dan gebruikt het nabewerkingsstation automatisch de
waarde van de temperatuurgrens en niet de instelling van de snelkeuzetoets.
"Temp Lock"
13
U kunt hier een specifieke temperatuur instellen, die later niet meer kan worden gewijzigd. Samen met een geacti-
veerde wachtwoordbeveiliging wordt voorkomen dat een bepaalde temperatuurinstelling willekeurig wordt gewijzigd.
Om de functie uit te schakelen, stelt u "OFF" in.
"Exit"
14
Met dit menupunt kunt u het functiemenu afsluiten (of een paar seconden wachten zonder op een toets te drukken).
20