Montageverloop
Elektrische aansluiting
Modules aansluiten
■ Het max. aantal fotovoltaïsche modu-
les, afhankelijk van het ontwerp van de
installatie, per string in acht nemen en
erop letten dat bij meerdere strings
iedere string uit hetzelfde aantal
modules bestaat.
■ Een belangrijke veiligheidsmaatregel
tegen geïnduceerde overspanningen
is het correct leggen van de kabels.
Om de oppervlakte die het stroomcir-
cuit vormt en de daarmee samenhan-
gende overspanning gering te hou-
den, plus- en minkabels zo dicht
mogelijk bij elkaar leggen.
■ Op een juiste positie van alle steek-
verbindingen letten.
8
(vervolg)
■ Steekverbindingen:
– Niet gekoppelde steekverbindingen
mogen geen vuil (stof, vreemde
voorwerpen) en vocht bevatten.
Geen steekverbindingen met vuile
contacten koppelen.
– Geen elektrisch geleidende onder-
delen in stekkers of bussen steken.
– Niet gekoppelde steekverbindingen
met beschermkappen afdekken.
Aan de mate van bescherming
wordt enkel in gekoppelde toestand
voldaan.
– Beschermen tegen directe zonne-
straling.
– Niet loskoppelen onder belasting.
– Moeten bij de montage hoorbaar
inklikken. Vastzethaken moeten zo
vlak mogelijk in het andere stuk
gestoken worden.
– Geen vetstoffen of contactspray
gebruiken.
– Tijdens de montage van steekver-
bindingen moeten steekverbinders
en gereedschap droog zijn.
– Spanningsvoerende klemmen niet
met blote handen aanraken.
■ Voor een veilige installatie moet de
buigradius van de aansluitleiding min.
het vijfvoudige van de kabeldoor-
snede bedragen.
■
!
Opgelet
Een verkeerde poling van de
fotovoltaïsche modules vernie-
tigt de beveiligingsdiode.
Bij de aansluiting op de polari-
teit van de fotovoltaïsche
modules letten.