Elektrische aansluiting
Algemene aanwijzingen
■ VDEW-richtlijnen en TAB van de net-
werkbeheerder in acht nemen.
■ Elke module kan spanningen van
meer dan 30 V– veroorzaken, als deze
aan directe zonnestraling is blootge-
steld. Door serieschakeling van de
modules kunnen spanningen optre-
den, die groter zijn dan de veiligheids-
laagspanning van 120 V–.
■ De stroomsterkte en spanning, ver-
meld op het typeplaatje, werden in
standaard testomstandigheden geme-
ten. De stroomsterkte en spanning bij
gebruik in openlucht kunnen daarvan
afwijken.
■
Gevaar
Het contact met elektrisch
actieve delen van de module,
bijv. aansluitklemmen, kan tot
verbrandingen en elektrische
schokken leiden, ook als de
modules niet zijn aangesloten.
Tijdens de montage de modu-
les met lichtdicht materiaal
afdekken.
■ Aansluitleidingen zo plaatsen dat deze
niet aan directe zonnestraling zijn
blootgesteld en geen regenwater in de
kabelverbindingen kan komen. Aan-
sluitleidingen op het montageframe
onder de modules leggen (hoger vast-
binden).
■ Om galvanische corrosie te vermijden,
moeten de gebruikte bevestigingsele-
menten compatibel zijn met het mate-
riaal van het montageframe.
■ Geen modules met verschillende elek-
trische kenwaarden in hetzelfde sys-
teem gebruiken.
■ Bij serieschakeling van de modules is
de totale spanning de som van de
afzonderlijke spanningen.
■ Indien hogere stroom nodig is, kunnen
modules parallel geschakeld worden.
De totale stroomsterkte is de som van
de afzonderlijke stroomsterktes.
De max. terugstroombelasting (evt.
strengzekeringen gebruiken) en de
toegelaten ingangsstroomsterkte van
de netomvormer in acht nemen.
■ Om oververhitting te vermijden, moe-
ten de dwarsdoorsnede en het aan-
sluitvermogen berekend zijn op de
max. kortsluitstroom van het systeem.
Aanbevolen kabeldoorsnede: 4 mm
Aanbevolen nominale stroom voor
een aansluitstekker: >1 A
■ Steekcontacten tegen vervuiling en
schade beschermen en nooit onder
belasting loskoppelen.
Montageverloop
2
7