A.
POMP GEEFT GEEN OF WEINIG WATER
Mogelijke oorzaak
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. Pomp geeft geen water
ondanks dat deze goed
gevuld is.
2. Pomp is niet voldoende
met water gevuld.
3. Aanzuighoogte is te
groot, resp. de zuig-
leiding is te lang.
4. Zuigleiding is ondicht.
5. Kleppen zijn vervuild
of versleten.
6. Stopbus lekt.
B.
POMP STAAT TE KLOPPEN
Mogelijke oorzaak
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. Er is geen luchtvoorraad
in de windhelm aanwezig.
2. Pomp heeft toeloopdruk.
3. Pomp heeft een zeer hoge
aanzuighoogte en lange
zuigleidingen.
4. Drijfstanglager is uitgesleten.
5. De zitting van de pomppoelie
op de krukas heeft ruimte en is
uitgesleten.
6. Een kogellager defect.
C.
POMP SLAAT BIJ GERINGE WATERAFNAME AAN EN BIJ
GESLOTEN KRANEN DIRECT WEER AF
Mogelijke oorzaak
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De luchtvoorraad in de ketel is
te klein. Ofwel er is bij de in-
gebruikname de benodigde hoe-
veelheid nog niet bereikt omdat
zich deze buffer nog niet gevormd
heeft, of er ontsnapt lucht op
plaatsen aan de ketel (manometer,
drukschakelaar, automatische be-
luchter, pompaansluitingen, trans-
portschade etc.).
Oplossing
De kleprubbers zijn vastgekleefd, omdat de tijd voor het ingebruik-
nemen te lang was. Windhelm (5) afnemen, en kleprubbers
(113/123) losmaken.
Pomp nogmaals vullen (punt 6.c), tijdens het vullen meerdere malen
doordraaien en steeds weer water bijvullen, in het totaal ca. 2-4 liter.
Watervulstop (33) weer vastschroeven en zorgvuldig afdichten. Bij
langere zuigleidingen of grotere aanzuighoogtes is het eventueel nodig
nogmaals bij te vullen.
Hoogteverschil tussen de waterspiegel en de aansluitflens aan de
pomp nameten. Bij lange leidingen het wrijvingsverlies volgens tabel,
welke u bij ons kunt opvragen, berekenen en bij het hoogteverschil
optellen.
Controleren of er na enige bedrijfsuren nog steeds luchtbellen door de
doorzichtige slang tussen ketel en pomp te zien zijn. Zo ja, dan dient
de zuigleiding nogmaals afgeperst te worden en gecontroleerd op
dichtheid.
Dikwijls worden bij nieuwe bronnen kleine steentjes, hennep,
spaanders etc. in de pomp gezogen. De windhelm (5) dient daarom
verwijderd te worden en de kleppen moeten nagekeken worden.
Moeren boven de kleppenbruggen (14) losdraaien en kleppenbruggen
verwijderen. De kleppen zitten niet vastgeschroefd, wanneer deze
vastkleven met een hamersteel aan weerszijden voorzichtig
losdrukken. Onder de kleppen bevinden zich onderlegringen (11x/12x)
(let op zuivere plaatsing). Bij oudere pompen eventueel de kleprubbers
(113/123) vernieuwen.
Moer (6a) licht aandraaien. Helpt dit echter niet meer, dan dient een
nieuwe set stopbuspakkingen (6d) gemonteerd te worden, en
eventueel ook de simmering (6b).
Oplossing
Controleer of de beluchtingsautomaat werkt. Er moet een duidelijk
gesis in het snuifventiel te horen zijn als de pomp loopt. Zo niet, dan
kan het snuifventiel-rubber (29a) defect zijn of verstopt zitten. Mogelijk
ontsnapt er ook lucht bij een ondichte watervulstop. Dit kunt u
controleren door een zeepoplossing rond de afdichtvlakken van de
windhelm en de watervulstop aan te brengen.
De waterstand in de windhelm (5) is te hoog, omdat het snuifventiel
te weinig lucht aanzuigt. Regelbare afsluiter in de zuigleiding inbouwen
(zie punt 3.d en e.). De pomp moet nu met ongeveer 5 meter vacuüm
lopen, zodat er genoeg lucht gepompt wordt.
Een zuigwindketel (punt 3.c) inbouwen en voor toereikende beluchting
hiervan zorgen. Controleren of de waterstand in de bron niet te ver
gezakt is (bijvoorbeeld na een lange droge periode).
Meestal kan men de oorzaak op het geluid af niet vaststellen. Om de
schade te vinden, gelieve de pomppoelie (18) heen- en weer draaien
en op het dode punt letten. Reparaties aan het drijfwerk dienen door
een vakman te worden uitgevoerd.
Hiervoor geldt dezelfde oplossing als onder 4.
Hiervoor geldt dezelfde oplossing als onder 4.
Oplossing
Als het snuifventiel, resp. de automatische beluchter wél werken, maar
er blijft een tekort aan lucht in de ketel, dan moeten alle draadaan-
sluitingen aan de ketel met zeep gecontroleerd worden op ondichtheid.
Ook de drukschakelaar kan ondicht zijn.
Eerst stroom uitschakelen !