5. Afhankelijk van het geselecteerde
activeringspunt, worden opties getoond
om de duur van de activering vast te
leggen. (Als bijvoorbeeld Afstand
geselecteerd is, wordt een veld Afstand
weergegeven. Markeer het veld en druk
op ENTER en begin de gewenste afstand
voor elke ronde in te voeren.)
Trainingsalarmen instellen
Trainingsalarmen zijn hulpmiddelen die
u waarschuwen wanneer aan een vooraf
vastgelegd trainingscriteria werd voldaan.
Alarmen kunnen ingesteld worden voor het
voldoen aan verbruikte calorieën, afgelegde
afstand, sessieduur, tempo (minimum en/
of maximum), voldaan is aan een hartslag*
(minimum en/of maximum) en voldaan is aan
een cadans** (minimum en/of maximum).
1. Volg de stappen in "Het activiteitsprofiel
selecteren voor aanpassing" en selecteer
het activiteitsprofiel.
2. Markeer "Trainingalarmen" en druk op
ENTER.
3. Markeer de categorie voor het alarm en
druk op ENTER.
4. Activeer het alarm door op ENTER te
drukken terwijl het veld "Activeren"
gemarkeerd is. (Als dit is aangevinkt, is
het alarm geactiveerd, als het is afgevinkt
is het uitgeschakeld.)
5. Markeer het aanvullende gegevensveld
en stel de voor het alarm gewenste
waarde in.
Instellingen naar een ander
activiteitsprofiel kopiëren
Instellingen van één profiel kunnen
gekopieerd worden naar een ander profiel om
tijd te sparen bij het instellen van vergelijkbare
profielen.
1. Volg de stappen in "Het activiteitsprofiel
selecteren voor aanpassing" en selecteer
het activiteitsprofiel.
2. Markeer "Instellingen kopiëren" en druk
op ENTER.
3. Markeer het Activiteitsprofiel voor de
instellingen waarnaar ze gekopieerd
moeten worden en druk op ENTER.
Multisportactiviteit
De multisportactiviteiten (MULTI)
instellen
Een multisportactiviteit kan bestaan uit twee
tot vijf individuele activiteitsprofielen.
Opmerking: alle instellingen
(gegevensschermen, alarmen, activiteitstempo,
enz.) worden overgenomen van elk
activiteitsprofiel.
1. Volg de stappen in "Het activiteitsprofiel
selecteren voor aanpassing" en selecteer
de activiteit MULTI.
2. Stel de activiteiten en de volgorde in
waarin ze uitgevoerd zullen worden.
Markeer het activiteitsprofiel en druk
op ENTER. Selecteer een van de opties:
Invoegen, Bewerken of Verwijderen.
Invoegen: Selecteer het in te voegen
activiteitsprofiel boven het gemarkeerde
activiteitsprofiel.
Bewerken: Selecteer het activiteitsprofiel
dat het gemarkeerde activiteitsprofiel zal
vervangen.
Verwijderen: Verwijdert het
gemarkeerde activiteitsprofiel in de
MULTI-activiteit.
3. Om een overgang tussen elke activiteit
te activeren, markeert u het veld
"Overgang" en drukt op ENTER. Als
dit is aangevinkt worden overgangen
toegevoegd tussen de activiteitsprofielen.
11