a. Leid de draad vanaf de rand van het gazon naar het object.
b. Omcirkel de voorwerpen met de klok mee. Als u om het object heen gaat, gebruik dan
meer draadpennen. Vergeet niet 30 cm rond het object tot aan de draad vrij te laten!
c.
Breng de draad terug naar de grens (houd er rekening mee dat de afstand tussen
twee willekeurige draden minder dan 5 mm moet zijn en dat de draden elkaar op geen
enkel punt mogen kruisen). Zorg ervoor dat de afstand tussen de draad rond het
object en de rand van het gazon minimaal 75 cm is (als u het object minder dan 75 cm
omringt bij het aanleggen van de draad, blijft het object buiten het maaigebied).
Diversen
5.
Paden, opritten en straten
Als een verhoogde oprit uw gazon doorkruist, kunt u deze beter buiten de
begrenzingsdraad houden. Houd een veiligheidsafstand van 30 cm tussen de oprit en de
begrenzingsdraad.
Als de oprit en het gazon op hetzelfde niveau liggen, kunt u de begrenzingsdraad
gebruiken om een doorgang te creëren. Zo kan uw robotmaaier de oprit oversteken en het
tegenoverliggende gazon bereiken.
Oorspronkelijke instructies
11
NL