1. Bougiekabel
3. Maak de omgeving van de bougie schoon om te
voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat
beschadiging kan veroorzaken.
4. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen.
Bougies monteren
1. Monteer de bougies en de metalen ring. Controleer
of de elektrodenafstand correct is.
2. Haal de bougies aan met 24 tot 30 Nm.
3. Sluit de bougiekabels aan op de bougies (Figuur 25).
Brandstoffilter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren
Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan
de brandstofslang monteren.
1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
2. Laat de motor afkoelen.
3. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter (Figuur 27).
Figuur 26
2. Bougie
1. Brandstoffilter
4. Trek het filter uit de brandstofslangen.
5. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen
terug tot dicht bij het filter (Figuur 27).
Onderhoud van de
brandstoftank
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
• Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de
buurt van open vuur of als de kans bestaat
dat benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
zodat alle benzine kan weglopen uit de
brandstoftanks.
2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
3. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en
schuif deze over de brandstofslang weg van het
brandstoffilter (Figuur 27).
4. Ontkoppel de brandstofslang van het brandstoffilter
(Figuur 27).
Opmerking: Laat de benzine in een benzineblik of
opvangbak lopen (Figuur 27).
25
Figuur 27
2. Slangklem