2. Plaats de luchtreiniger op het onderstuk van de
luchtreiniger (Figuur 17).
3. Monteer het accudeksel en zet dit goed vast met de
dekselmoer (Figuur 17). Draai de moer vast met een
torsie van 10,7 Nm.
4. Plaats het luchtfilterdeksel en zet het vast met de
knop (Figuur 17).
Motoroliepeil controleren
Opmerking: Ververs de olie vaker als de machine
in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt
gebruikt.
Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SG, SH, SJ of
hoger)
Carterinhoud: met filter, 2 liter
Viscositeit: zie onderstaande tabel.
Het motoroliepeil controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Opmerking: De beste tijd om de motorolie te
controleren is wanneer de motor koud is voordat deze
is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet
u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste
10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau
op of onder de bijvulmarkering op de peilstok staat, vul
dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te
brengen. NIET TE VOL VULLEN. Als het olieniveau
tussen de vol- en de bijvulmarkering ligt, hoeft geen olie
te worden bijgevuld.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Draai het contactsleuteltje op UIT en haal het
sleuteltje uit het contact.
3. Maak de omgeving van de peilstok (Figuur 21)
schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan
komen, wat in motorschade kan resulteren.
Figuur 20
1. Oliepeilstok
4. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon
(Figuur 21).
5. Peilstok helemaal in de vulbuis schuiven, niet
vastdraaien in de buis (Figuur 21).
6. Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op
het metalen deel. Als het oliepeil te laag is, moet u
langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat
het peil de VOL-markering bereikt.
Belangrijk: Niet te veel olie bijvullen en dan
de motor laten draaien. Dat kan leiden tot
beschadiging van de motor.
Olie verversen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren
1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen.
Warme olie kan beter worden afgetapt.
2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager
staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
4. Plaats een opvangbak onder de aftapplug. Draai aan
de aftapplug om de olie in de bak te laten lopen
(Figuur 22).
Opmerking: Een slang kan worden geplaatst op
de afvoerklep om de oliestroom te richten. De slang
wordt niet bij de machine geleverd.
5. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug
dicht.
Opmerking: De oude olie afgeven bij een
inzamelcentrum.
22
Figuur 21
2. Vulbuis