L
4.7
Monteren van de rookgas
afvoermaterialen
Bij een doorvoer door de wand of
plafond moet het gat minimaal 5 mm
groter zijn dan de diameter van het
afvoermateriaal.
Horizontale gedeelten moeten op
afschot naar de haard toe
geïnstalleerd worden
(3 graden).
Bouw het systeem op vanaf de haard.
Indien dit niet mogelijk is kan er
gebruik gemaakt worden van een
schuifbaar tussenstuk.
Voor het pasmaken van het
afvoersysteem moet men gebruik
maken van de ½ meter inkortbare
pijp. zorg dat de binnenpijp altijd 2
cm langer is dan de buitenpijp. Gevel
en dakdoorvoer zijn ook inkortbaar.
Deze delen moeten vast gezet worden
met een parker.
Een omkokerd rookgasafvoer kanaal
niet isoleren maar ventileren.
(ca.100cm2)
5
glas uitnemen
Verwijder de afdekstrippen A aan de
zijkant. (zie fig. 2.1)
Verwijder de afdekstrip B aan de
onderkant. (zie fig. 2.1)
Plaats de zuignappen op het glas.
Haal het afdichtkoord uit de
sponning.
Verwijder de sponningstrippen aan de
zijkanten. (zie fig. 2.1)
Schuif nu het glas naar boven, zodat
de onderkant vrijkomt uit de sponning
en haal nu geleidelijk het glas naar
voren en naar beneden. (zie fig. 2.2.)
Het terug plaatsen van het glas gaat in de
omgekeerde volgorde.
Verwijder alle Vingerafdrukken op het glas,
deze zullen inbranden als de haard wordt
gebruikt.
6
Plaatsen van het
decoratiemateriaal
Het is niet toegestaan ander of meer
materiaal in de verbrandingskamer toe te
voegen.
Zorg ervoor dat de waakvlam niet
geblokkeerd wordt door decoratiemateriaal!
Gooi niet alle decoratiemateriaal in één keer
op de brander; door de stofdelen kan deze
verstopt raken.
6 <
<
<
<
6.1
Houtset
Verdeel de vermiculietkorrels bij
voorkeur met de hand over de
buisbranders. Het oppervlak van de
korrels mag iets boven de
branderplaat uitsteken maar moet
over de hele lengte vlak zijn.
Plaatst de houtset zoals
voorgeschreven (zie fig. 3.1 of de
houtsetkaart)
Start de haard , zoals omschreven in
de gebruikershandleiding.
Plaats de glasplaat en controleer het
vuurbeeld.
6.2
Kiezels
Plaatst de kiezels op de brander en de
bodem. Verdeel de kiezels gelijkmatig
tot een dubbele laag. Het oppervlak
van de kiezels mag iets boven de
branderplaat uitsteken(zie fig. 3.2 )
Plaats de glasplaat en controleer het
vuurbeeld.
7
Controle van de installatie.
7.1
Controle van ontsteking waakvlam,
hoofdbrander.
Ontsteek de haard zoals beschreven in de
gebruikershandleiding.
Controleer of de waakvlam goed
boven de hoofdbrander zit en niet
afgedekt is door chips, een houtblok
of kiezels.
Controleer de ontsteking van de
hoofdbrander op vol- en kleinstand.
(de ontsteking moet vlot en rustig
verlopen).
7.2
Controle gaslekkage.
Controleer met een gaslekzoeker of spray alle
aansluitingen en verbindingen op eventuele
gaslekkages.
7.3
Controle van branderdruk en
voordruk
Meten voordruk:
Draai de toestelkraan dicht.
Draai de meetnippel (zie fig. 1.4 A )
enige slagen open en sluit een
meetslang aan op het gasregelblok.
Doe deze meting bij volstand van de
haard en als de haard op waakvlam
staat.
Bij een te hoge druk mag u het
toestel niet aansluiten.