3. Druk op de toets „MODE" (7). Nu kan de
tweede meting gebeuren.
4. Meet het volgende vlak.
5. Druk op de toets +/= (14). Op het display (2)
verschijnt „+".
6. Druk nu op de toets „RM" (12). Het resultaat
van de eerste meting wordt weergegeven in
de onderste regel.
7. Wanneer u nu de toets „+/=" (14) opnieuw
indrukt, dan worden de beide meetresultaten
opgeteld en het resultaat weergegeven in de
onderste regel.
8. Om verdere meetwaarden op te tellen her-
haalt u gewoon de stappen 2 tot 7.
9. Wanneer u de toets „MODE" (7) indrukt, dan
verlaat u de optel-modus en de waarden wor-
den verwijderd.
6.1.5 Meten van volumes
1. Door de functieschakelaar (11) te verschui-
ven op „Distance" wordt het display (2) inge-
schakeld.
2. Druk tweemaal op de toets „MODE" (7).
Daardoor begint in het display (2) „L" (Length
= lengte) te knipperen.
3. Om de lengte te meten drukt u nu op de toets
„READ" (6). In de bovenste regel verschijnt
de gemeten lengte en „W" (Width = wijdte)
begint te knipperen.
4. Druk opnieuw op de toets „READ" om nu de
breedte te meten. In de bovenste regel ver-
schijnt de gemeten breedte en „H" (Higth =
hoogte) begint te knipperen.
5. Druk nu nog eens op de toets „Read" om de
hoogte te meten. In de bovenste regel ver-
schijnt de gemeten hoogte.
6. In de onderste regel wordt nu het totale volu-
me werergegeven.
6.1.6 Optellen van volumes
1. Meet een volume zoals beschreven in hoof-
dstuk 6.1.5.
2. Druk daarvoor op de toets „M" (4). Het ge-
meten volume is opgeslagen, wanneer in het
display „M+" verschijnt.
3. Wanneer u de toets „M" opnieuw indrukt, dan
is het apparaat gereed voor de tweede me-
ting.
4. Meet nu het volgende volume.
5. Wanneer u de toets „+/=" indrukt, dan ver-
schijnt op het display (2) een „+".
6. Druk nu op de toets „RM" (12). Het resultaat
van de eerste meting wordt weergegeven in
de onderste regel.
7. Druk opnieuw op de toets „+/=", zo worden
Anl_BT-UEM_5in1_SPK7.indb 9
Anl_BT-UEM_5in1_SPK7.indb 9
NL
de beide metingen opgeteld en het resultaat
weergegeven in de onderste regel.
8. Herhaal de stappen 2 tot 7 om verdere meet-
waarden op te tellen.
9. Om de optel-modus te verlaten drukt u op de
toets „MODE" (7). Alle waarden worden ver-
wijderd.
6.2 Lokalisatie van verborgen objecten
6.2.1 Opsporen van stroomleidingen en
metaal
Gevaar!
•
Het meetinstrument kan geen honderd pro-
cent zekerheid garanderen. Om gevaren uit te
kunnen sluiten is het noodzakelijk om zichzelf
vóór elk boren, zagen of frezen in muren,
plafonds of vloeren door andere informa-
tiebronnen zoals bouwplannen, foto´s uit de
bouwfase enz. hiertegen te beschermen.
•
Nadat een materiaal in de muur werd her-
kend, moet altijd worden gecontroleerd of het
een spanningvoerende leiding betreft.
•
Het werken in de buurt van de elektrische
leidingen is alleen toegestaan, als de stro-
omtoevoer is geïsoleerd. Wend u in geval van
twijfel tot een elektricien of tot een gelijkaar-
dig gekwalificeerde persoon.
•
Balken en dragers zitten meestal in regel-
matige afstanden achter muren of plafonds.
Verschillende afstanden hebben bijv. elektri-
sche leidingen of waterleidingen. Bepaal de
afstand van de objecten voordat u begint te
werken aan muren of plafonds.
•
Afhankelijk van de gesteldheid van het op-
pervlak kunnen meetfouten optreden.
•
Het herkende object kan breder of smaller
zijn dan weergegeven op het display. Dit is
afhankelijk van de diepte.
Aanwijzing!
Het kan nuttig zijn om het zoeken naar het object
te herhalen met een 90° gedraaide zoekrichting
(zie fi g. 4), om de extensie van het object beter te
kunnen bepalen.
Metaalbalken die parallel aan het apparaat lopen,
kunnen de sensor van het apparaat storen.
De permanente indicatie van maar één balk
betekent niet dat er een object werd herkend. U
kunt er alleen zeker van zijn een object te hebben
geregistreerd, wanneer het apparaat alle balken
weergeeft.
- 9 -
20.06.2017 13:57:52
20.06.2017 13:57:52