Inhoudsopgave
Advertenties
5. Vóór inbedrijfstelling
Batterijen plaatsen/wisselen (fi g. 2)
•
Open het deksel van het batterijvak (15).
•
Verbind de batterij met de stekker en let daar-
bij op de juiste polariteit.
•
Plaats de batterij in het batterijvak.
•
Sluit het deksel van het batterijvak (15) weer
en let erop dat dit weer inklikt.
6. Bediening
6.1 Laser afstandsmetingen uitvoeren
6.1.1 Meten van afstanden
1. Schuif de functieschakelaar (11) op „DIS-
TANCE". Het display (2) schakelt zich in.
Om te wisselen tussen metrische en Engelse
maateenheden de toets „MODE" (7) indruk-
ken en ingedrukt houden. Druk dan op de
toets „READ" (6) en laat de beide toetsen
gelijktijdig los. Wanneer u de toetsen loslaat,
wisselen de maateenheden.
Aanwijzing! De meting start op het meetpunt
(1)!
Als de meting zich buiten het meetbereik bevindt,
dan verschijnt in het display de indicatie „Err" of
een onlogisch getal. Het meetbereik ligt tussen
0,6 m (2´) en 15,2 m (53´).
2. Houd het apparaat horizontaal voor de muur,
waarbij u de afstand wilt meten. De ultrasoon
zender/ontvanger (10) moet in een rechte
lijn en in een rechte hoek op de muur wijzen.
Gebruik om dit te controleren de waterpas.
De bel van de libel (8) moet tussen de marke-
ringsstreepjes staan (zie afbeelding 3).
3. Wanneer u de toets „READ" (6) indrukt,
dan verschijnt in het display (2) de gemeten
afstand. Wanneer u de toets „READ" (6)
ononderbroken ingedrukt houdt en het ap-
paraat langzaam verder over het te meten
vlak beweegt, dan meet het apparaat continu
de afstanden. Deze worden getoond op het
display (2).
Hoe verder u van de muur verwijderd staat, des te
breder is het vlak (a) dat de door middel van ult-
rasoon meet (afbeelding 4). Zorg er daarom voor,
dat het apparaat altijd in een rechte hoek op een
Anl_BT-UEM_5in1_SPK7.indb 8
Anl_BT-UEM_5in1_SPK7.indb 8
NL
eff en vlak is gericht (afbeelding 3 en afbeelding
5). Er mogen zich bovendien geen voorwerpen
in het meetbereik bevinden. Tijdens de metingen
brandt de displayverlichting.
Als ca. 15 seconden geen toets wordt ingedrukt,
dan dooft de verlichting vanzelf.
Na nog eens 15 seconden dooft ook de indicatie.
Druk op de toets „READ" (6) om de indicatie en
de verlichting weer te activeren.
Aanwijzing:
Onnauwkeurige meetresultaten ontstaan ook
door te zwakke batterijen. Als de batterij te zwak
is, dan verschijnt op het display een batterij-
symbool.
6.1.2 Optellen van afstanden
U kunt gemeten afstanden optellen:
1. Meet de eerste afstand zoals beschreven.
2. Druk op de toets +/= (14). In het display (2)
verschijnt „+" en de gemeten afstand wordt
overgedragen naar de onderste regel.
3. Meet de volgende afstand. De nieuw geme-
ten afstand wordt weergegeven in de bovens-
te regel.
4. Druk opnieuw op de toets +/= (14). De nieu-
we meetwaarde wordt opgeteld bij de oude
meetwaarde.
5. Herhaal de stappen 2 tot 4 om verdere meet-
waarden op te tellen.
6. Wanneer u de optel-modus wilt verlaten, dan
drukt u op de toets „MODE" (7) en alle waar-
den worden verwijderd.
6.1.3 Meten van vlakken
1. Schuif de functieschakelaar (11) op „DIS-
TANCE". Het display (2) schakelt zich in.
2. Druk eenmaal op de toets „MODE" (7). In het
display (2) knippert „L" (Length = lengte)
3. Druk op de toets „READ" (6) om de lengte te
meten. In de bovenste regel verschijnt de ge-
meten lengte en „W" (Width = wijdte) begint
te knipperen.
4. Druk op de toets „READ" (6) om de breedte
te meten. In de bovenste regel verschijnt de
gemeten breedte en in de onderste regel het
resultaat van de vlakteberekening.
6.1.4 Optellen van vlakken
1. Meet een vlak zoals beschreven in hoofdstuk
6.1.3 Meten van vlakken.
2. Druk op de toets „M" (4). In het display (2)
verschijnt „M+". Het gemeten vlak is opgesla-
gen.
- 8 -
20.06.2017 13:57:52
20.06.2017 13:57:52
Advertenties
Inhoudsopgave
