Gebruikshandleiding
2.4.1 Instellen van programma, tijd en druk
Program (programma), time (tijd) en pressure (druk) kunnen op 2 manieren ingesteld worden. Voor
beide manieren: druk eerst op de knop voor de gewenste functie zodat de waarde in het display
knippert. Vervolgens:
1. Gebruik de select draaiknop (2): Draai naar rechts om de waarde te verhogen en naar links
om de waarde te verlagen.
of
2. Druk op de desbetreffende functieknop:
Programma: Het nummer van het volgende programma zal verschijnen.
Tijd: De duur zal toenemen met 10 minuten.
Druk: De druk zal toenemen met 10 mmHg.
Nadat de gebruiker klaar is met het instellen van de functie knippert de waarde nog 5 seconden.
Daarna is de instelling bevestigd.
Om de therapieparameters in te stellen, moet de gebruiker eerst het programmanummer geselecteerd
hebben. Alleen dan is het mogelijk om de waarden van de tijd, druk en gradiënt in te stellen. De
gewijzigde waarden kunnen vervolgens worden opgeslagen in het tijdelijke geheugen van het
apparaat door kort de enter knop (3) ingedrukt te houden of op de knop van een andere functie te
drukken. De waarden zijn nu alleen opgeslagen voor de huidige therapie sessie. Tenzij de gebruiker
de wijzigingen van de parameters opslaat in het permanente geheugen, zie hoofdstuk 2.5.8, zullen de
wijzigingen verloren gaan wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld. Wanneer het apparaat weer
wordt ingeschakeld, zal het laatst gebruikte programma verschijnen met de geselecteerde manchet en
snelheidsinstellingen, echter met de in het permanente geheugen opgeslagen druk, tijd en gradiënt
waarden.
Voorbeeld:
1. De laatste keer dat het apparaat werd gebruikt, heeft de gebruiker therapie
programmanummer 5 gedraaid.
2. Het permanente geheugen van dit programma heeft een tijdsduur van 30 minuten, een druk
van 45mmHg en gradiënt van 0%.
3. Tijdens het laatste gebruik heeft de gebruiker de drukwaarde veranderd naar 60mmHg,
gradiënt op 10% ingesteld, programma snelheid op "fast" gezet en een beenmanchet
geselecteerd voor die patiënt.
4. Nadat het apparaat is uitgeschakeld en vervolgens weer aan, worden de waarden voor de tijd,
druk en drukverschil hersteld naar de in het permanente geheugen opgeslagen waarden,
maar het programmanummer, programmasnelheid en geselecteerde manchet blijft ingesteld
op de laatst ingevoerde waarden.
2.4.2 Instellen van gradiënt, programmasnelheid en manchet
De instellingen voor gradiënt (gradient), programmasnelheid (prog. speed) en manchet (applicator)
kunnen worden veranderd door op de desbetreffende knop te drukken totdat de gewenste instelling
oplicht. De door de gebruiker ingestelde waarden voor programmasnelheid en manchet zullen enkel
worden onthouden na het veranderen van het behandelprogramma en na uit- en inschakelen van het
apparaat.
Doove Care Groep B.V.
16