2. Waar moet u bij de ingebruikneming op letten?
Controleer of rekening is gehouden met de in hoofdstuk 1 "Waar moet u vóór de ingebruik-
neming op letten?" genoemde punten. De hierna genoemde volgorde moet absoluut in
acht worden genomen bij de ingebruikneming of aanpassing:
1.
Meet de aansluitdruk. De aansluitdruk moet in de conform EN 437 aangegeven berei-
ken liggen (zie hoofdstuk "Land van bestemming en categorie").
2.
Vraag naar de beschikbare gasfamilie, gasgroep en aansluitdruk bij het verantwoor-
delijke gasbedrijf en vergelijk deze met de op het apparaat vermelde waarden (zie de
sticker op de achterkant van het apparaat).
3.
Controleer de af fabriek ingestelde inspuitdruk volgens de hoofdstukken "Land van
bestemming en categorie", "Instelwaarden bij aardgas" of "Instelwaarden bij vloeibaar
gas" en corrigeer, indien nodig, de inspuitdruk.
4.
Als de gasfamilie, gasgroep en aansluitdruk afwijken, moeten deze volgens de in-
structies in het hoofdstuk "Aansluit- en aanpassingsinstructies" worden aangepast en
moet de sticker op de achterkant van het apparaat worden vervangen.
Stel de inspuitdruk in op de gasregelklep van het apparaat (zie hoofdstuk "Instelwaarden
bij aardgas" of "Instelwaarden bij vloeibaar gas").
Bij het veranderen van de gasfamilie moet een overeenkomstige ombouwset worden
aangevraagd bij Miele Service. Vermeld daarbij de productnaam, het apparaatnummer,
de gasfamilie, gasgroep, de gasaansluitdruk en het land waarin het apparaat wordt op-
gesteld.
5.
Schakel alle aanwezige gasverbruikers in, inclusief die van het geïnstalleerde appa-
raat.
Installatie-instructies
15