Het verdient aanbeveling voor het aansluiten van de wateraansluitnippels driedelige koppelingen toe te
passen. Wanneer men aan de watertoevoer- en afvoernippels van de boiler soldeert, beschadigt men de
kunststof bekleding van de boileraansluitnippels, hetgeen spoedige lekkage aan deze aansluitingen ten
gevolge zou kunnen hebben.
Indien een circulatieleiding wordt toegepast dient deze volgens figuur 3 te worden aangesloten. Het is
aan te raden de circulatieleiding te isoleren, dit voorkomt onnodige energieverspilling.
1.4
Druk- en temperatuurbeveiliging van het water
Een nieuwe, deugdelijke inlaatcombinatie dient te worden gemonteerd in de koudwatertoevoerleiding
naar de boiler. Het overstortventiel van deze combinatie zorgt ervoor, dat de hoogst toelaatbare
waterdruk van 8 bar niet wordt overschreden.
De afvoer van de inlaatcombinatie dient via een open trechterverbinding aangesloten te worden op de
riolering. Deze overstortleiding mag niet kunnen bevriezen.
Het is noodzakelijk om bij vervanging van een boiler tevens een nieuwe deugdelijke inlaatcombinatie te
monteren.
Eventueel kan naast de inlaatcombinatie tevens een extra druk- en temperatuurbeveiliging worden
toegepast, welke wordt afgesteld op 10 bar en 97°C. Hiervoor bevindt zich een extra aansluitpunt boven
in de tank.
1.5
Waterkwaliteit
De toestellen mogen beslist niet worden gevoed met water met een hardheid minder dan 4°D.
Onthard water met een hardheid onder 4°D is in het algemeen agressief en leidt tot spoedige schade
aan de tank.
1.6
Gasaansluiting
• Blaas de gasleiding goed schoon, alvorens deze met de gashoofdkraan te verbinden.
• Het verdient aanbeveling de gaskraan op een zo kort mogelijke afstand van het gasblok op de boiler
te monteren.
• Pas zoveel mogelijk koppelingen toe om het verlenen van service vlot te doen verlopen.
• Controleer de aansluitingen op dichtheid.
• Controleer de druk voor het gasblok, voor aardgastoestellen is de nominale aansluitdruk 25 mbar,
voor butaan/propaan toestellen is dit 50 mbar.
• Raadpleeg NEN 1078.
figuur 3
2