1. INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
1.1
Algemeen
Lees eerst deze installatievoorschriften alvorens met de installatie wordt begonnen.
De installatie dient te voldoen aan de laatste versie van de volgende voorschriften:
•
NEN 1006, Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties
•
NEN 1010, Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties
•
NEN 1078, Eisen en bepalingsmethoden voor huishoudelijke gasleidinginstallaties
•
NEN 2757, Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen
•
Eventuele plaatselijk geldende voorschriften
Dit toestel mag uitsluitend door een daartoe erkend installatiebedrijf worden geïnstalleerd.
1.2
De opstelling van de boiler
Plaats de boiler op een vlakke vloer in een vorstvrije ruimte. In de opstellingsruimte moeten minimaal de
volgende afstanden tot een wand, deur of luik in acht worden genomen:
- 100 mm rondom het toestel
- 50 mm rondom de rookgasafvoerleiding.
Plaats de boiler in een ruimte waar, in geval van lekkage aan de tank of aan de aansluitingen, geen
waterschade kan ontstaan aan de direkte omgeving of aan lager gelegen verdiepingen. Indien dit niet
mogelijk is, dient de boiler in een veiligheids-opvangbak met afvoermogelijkheid geplaatst te worden.
Het toestel mag niet worden geplaatst in een ruimte waarvan de atmosfeer chemisch agressief of
anderszins verontreinigd is.
1.3
Wateraansluitingen
De koudwater- en warmwaterleiding kunnen afhankelijk van het model als volgt worden aangesloten:
EBW145, 360 en 500: aan de voorzijde van het toestel, zie figuur 1.
EBW160 t/m 275: naar keuze aan de voor- of bovenzijde van het toestel, zie figuur 1 en 2.
figuur 1
1
figuur 2