Bediening
De pomp
pomp starten
starten
De
De
pomp
starten
1. Zorg ervoor dat de pomp goed geaard is. Zie
Aarding, page
17.
2. Controleer of alle handelingen in de
Controlelijst voor u begint, page
uitgevoerd.
3. Open alle ventielen in de vloeistofinlaat-
en vloeistofuitlaatleidingen. Dit is een
verdringerpomp die druk zal blijven opbouwen,
zelfs tegen een gesloten ventiel in.
4. Ontgrendel de motorvergrendeling bij de
stroomvoorziening.
5. Start de motor.
6. Laat de pomp langzaam draaien en verhoog
geleidelijk de pompsnelheid tot u de gewenste
uitlaatdruk hebt bereikt en de pomp en slangen
helemaal gevuld zijn.
De
De pomp
De
pomp laten
pomp
laten draaien
laten
draaien
draaien
Controleer of het materiaal van de slang en het
smeermiddel compatibel zijn met de gepompte
vloeistof. Als u dit niet doet, kunt u letsel oplopen
of kan de slang voortijdig defect raken.
KENNISGEVING
KENNISGEVING
KENNISGEVING
Gebruik nooit het drukontlastingsventiel om
de pomp te reguleren, noch aan de kant van
de vloeistofinlaat, noch aan de kant van de
vloeistofuitlaat. Dit veroorzaakt schade. Bedien
de pomp nooit met een gesloten inlaat- of
uitlaatventiel.
30
29, zijn
• Bedien de pomp op de laagste snelheid die nodig
is om het gewenste resultaat te bereiken. Meet
de vloeistofinlaat- en vloeistofuitlaatdruk om te
controleren of de pomp op het juiste drukpunt
werkt.
Bedien de
de pompmotor
pompmotor niet
• Bedien
Bedien
de
pompmotor
die hoger is dan de vollaststroom die op het
typeplaatje van de motor staat. De pomp kan
worden gebruikt bij een lage stroomsterkte naar
de motor.
• Houd de vloeistofinlaat en -uitlaat van de pomp
open en vrij van obstakels.
• Naarmate de tegendruk toeneemt, kan het debiet
afnemen, vooral bij vloeistoffen met lage viscositeit
bij een lage cyclussnelheid. Als het debiet lager is
dan gewenst, kunt u de tegendruk verminderen,
de pompsnelheid vergroten of de stroomrichting
omkeren.
Drooglopen
Drooglopen
Drooglopen
De pomp kan drooglopen zonder dat deze
beschadigd raakt. Wel heeft de verpompte vloeistof
een koelend effect op zowel de slang als het
smeermiddel. Voortdurend drooglopen kan de
levensduur van de slang verkorten.
Bedienen bij bij bij lage
lage temperaturen
temperaturen
Bedienen
Bedienen
lage
temperaturen
KENNISGEVING
KENNISGEVING
KENNISGEVING
Bedien de pomp nooit als de vloeistof in de slang
bevroren is. Dit zal ernstige schade aan de pomp
veroorzaken.
Als u de pomp bij een lage temperatuur gebruikt,
zorg dan dat de gepompte vloeistof niet in de slang
bevriest, vooral als u de pomp lange tijd niet gebruikt.
Start de pomp niet als de vloeistof in de slang
bevroren is. Zorg dat de inlaatleiding, uitlaatleiding
en pompbehuizing zijn geïsoleerd en omwikkeld met
verwarmingstape, zodat deze niet kunnen bevriezen.
niet met een stroomsterkte
niet
3A3684T