24
GEBRUIKERSHANDLEIDING
10 REINIGING
Voor de reiniging van de fiets moet u de
accu uit de fiets verwijderen.
Gebruik voor de reiniging nooit schoonmaakbenzi-
ne, verdunmiddelen, aceton of soortgelijke midde-
len. U mag ook geen schuurmiddelen of agressieve
schoonmaakmiddelen gebruiken.
Gebruik uitsluitend de gebruikelijke, huishoudelijke
reinigings- en desinfectiemiddelen (isopropanol)
of water. Bij uw dealer zijn geschikte reinigingsmid-
delen verkrijgbaar. Hij kan u ook advies geven. Wij
raden u aan uw fiets met een vochtige doek, een
spons of een borstel te reinigen.
10.1 ACCU
Zorg ervoor dat tijdens de reiniging geen water in de
accu komt. De elektrische onderdelen zijn afgedicht,
maar wij raden u toch af om de fiets met een waterslang
af te spuiten of met een hogedrukreiniger te reinigen.
Hierdoor kan schade ontstaan. Als u de accu afveegt,
mag u de contacten aan de onderkant niet aanraken of
met elkaar in aanraking brengen. Dat zou tot het uitscha-
kelen van de accu kunnen leiden.
10.2 MOTOR
U dient de motor van uw fiets regelmatig te reinigen.
Eventueel vuil kunt u het beste met een droge borstel of
een vochtige (geen natte) doek verwijderen. De reiniging
mag niet met stromend water, zoals een slang, of een
hogedrukreiniger worden uitgevoerd.
Als er water in de motor komt, kan deze kapot gaan. Zorg
er tijdens de reiniging daarom altijd voor dat er geen
vloeistof of vocht in de motor terecht kan komen.
Reinig de motor niet als deze warm is, bijvoorbeeld net
na een rit. Wacht totdat de motor is afgekoeld. Anders
kan hij schade oplopen.
Wanneer de motor, bijvoorbeeld voor reinigingsdoelein-
den is gedemonteerd, mag deze in geen enkel geval aan
de kabels worden vastgehouden resp. worden getrans-
porteerd. De kabels kunnen hierdoor namelijk breken.
Wanneer de motor van het frame van de fiets is verwij-
derd, moeten de stekker van de motor en de aansluiting
van de kabel naar de accu vóór het in elkaar zetten wor-
den gecontroleerd m.b.t. mogelijke verontreinigingen.
Indien nodig, kunnen deze voorzichtig met een droge
doek worden gereinigd.
10.3 DISPLAY
U mag de behuizing van het display alleen met een
vochtige (niet natte) doek reinigen.
10.4 BEDIENINGSELEMENT
Het bedieningselement kan indien nodig met een voch-
tige doek worden gereinigd.
10.5 OPLAADAPPARAAT
Voordat u het oplaadapparaat reinigt,
moet u altijd de stekker uit het stop-
contact trekken. Zo vermijdt u een
kortsluiting en lichamelijk letsel.
Zorg ervoor dat tijdens de reiniging geen water in het
oplaadapparaat komt.