Aan de klemmen X3 en X4 resp. X5 en X6 mag slechts één potentiaalvrij contact worden aangesloten. Het inschakelen
van een externe spanning kan de regelaar beschadigen.
De voorschriften voor veiligheidslaagspanning moeten in acht worden genomen.
De maximale druk in een ventilatiesysteem mag de 5000 Pa niet te boven komen.
Dit kan de regelaar ernstig beschadigen.
11.1. Toevoerleiding van het toestel / Elektrisch stroomschema
De aansluitkabel moet worden aangesloten volgens het schakelschema. Voor het kalibreren van de leiding moet re-
kening worden gehouden met het typeplaatje van het toestel en de desbetreffende richtlijnen. Er moet een beveiliging
zijn aangebracht met stroomonderbrekers van de correcte waarde.
Het apparaat moet volgens het stroomschema worden aangesloten. Voor ventilatoren die worden aangestuurd door
externe besturingsapparaten, moeten de betreffende gebruiksinstructies van de fabrikant in acht worden genomen.
11.2. Thermische motorbeveiliging
Tijdens gebruik worden elektrische motoren warm. Onder bepaalde omstandigheden (te hoge omgevings- of vloeis-
toftemperaturen, zware vervuiling, enz.), kan de motortemperatuur de veiligheidslimiet van de elektrisch geïsoleerde
componenten overschrijden.
Bij een EC-motoren is een elektronische temperatuurbewaking aanwezig.
11.3. Aardlekschakelaar
Als een aardlekschakelaar wordt gebruikt, zijn alleen AC/DC-gevoelige aardlekbeveiligingen (type B of B+) toegestaan.
Ook als het apparaat is uitgeschakeld staat er spanning op de klemmen en aansluitingen. U mag het apparaat
pas aanraken nadat alle polen gedurende 5 minuten van het netwerk zijn losgekoppeld.
14 | DVA...EC CP 31 / ... EC O CRK
Installatie-, bedienings- en onderhoudsinstructies
NL