AAN DE SLAG GAAN
13. Esc (Escape)
Hiermee wordt de huidige opdracht
geannuleerd en keert het display terug
naar het scherm voor gegevensinvoer of
naar de vorige stap.
14. Wissen
Hiermee wist u alle ingevoerde tekst, of
alle tekst en huidige labelinstellingen.
15. OK
Hiermee selecteert u de weergegeven
optie.
16. Cursor (
Hiermee beweegt u de cursor in de
richting van de pijl.
17. Letter
• Gebruik deze toetsen om letters of
cijfers te typen.
• In combinatie met de Hoofdletters- of
Shift-toets kunt u met deze toetsen ook
hoofdletters en symbolen invoeren.
18. Backspace
Hiermee wordt het teken links van de
cursor verwijderd.
19. Shift
Gebruik deze toets in combinatie met de
letter- en cijfertoetsen om hoofdletters of
de symbolen die op de cijfertoetsen te
typen.
20. Hoofdletters
Hiermee schakelt u de hoofdlettermodus
in en uit.
21. Enter-toets
• Hiermee gaat u naar een nieuwe regel
tijdens het invoeren van tekst.
• In combinatie met de Shift-toets voert
u hiermee een nieuw blok in.
22. Accenttoets
Hiermee kunt u een teken met een
accent selecteren en invoeren.
23. Spatietoets
• Hiermee voert u een spatie in.
• Zet een instelling terug naar de
standaardwaarde.
20
LCD-display en toetsenbord
)
24. Sjablonen
Gebruik deze toets om een lay-out te
selecteren uit de sjablonen.
25. Blok lay-outs
Gebruik deze toets om een lay-out te
selecteren uit de blokken.
26. Bestand
Hiermee kunt u vaak gebruikte labels in
het bestandsgeheugen afdrukken,
openen, opslaan of verwijderen.
27. Streepjescode
Hiermee opent u het instelscherm voor
streepjescodes.
28. Aanpassing
Hiermee wijzigt u de lengte van het
afgedrukte label en het LCD-contrast.
29. Achterg. verlicht.
Hiermee schakelt u de
achtergrondverlichting in of uit.