7 Onderhoud
7.4
Vullen van de installatie
Afb.11
Vullen van de installatie
2
3
5
6
8
10
22
7.4.1
1. Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op de manometer
2. Open de kranen van alle op de installatie aangesloten radiatoren.
3. Stel de ruimtethermostaat af op een zo laag mogelijke temperatuur.
4. Wacht totdat de temperatuur onder de 40°C gekomen is en de ra
5. Gebruik voor het bijvullen een vulslang met twee kraankoppelingen,
4
6. Sluit de vulslang aan op een (koud) waterkraan.
7. Verwijder lucht uit de vulslang. Vul de slang langzaam met water.
8. Draai de afsluitdop van de vul- / aftapkraan.
9. Bevestig de vulslang aan de vul- / aftapkraan. Draai de vulslang
10. Draai de vul- / aftapkraan van de CV-installatie open.
11. Draai de waterkraan open.
12. Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op de manometer
7
13. Sluit de waterkraan als de waterdruk 2 bar is.
14. Sluit de vul- / aftapkraan van de CV-installatie. Laat de slang aan de
9
15. Nadat de installatie gevuld is, neemt u de ketel weer in bedrijf.
14
AD-3000483-A
Vullen zonder bijvulinrichting
Gevaar voor elektrische schok
Zorg dat de ketel spanningsloos is.
staat aangegeven. Indien nodig: vul de CV-installatie bij.
diatoren koud aanvoelen, alvorens de centrale verwarming te vullen.
een doek en een ontluchtingssleutel.
Houd het uiteinde van de slang omhoog, boven een emmer. Sluit de
kraan zodra er water uit de slang loopt.
Belangrijk
De vul- / aftapkraan hoeft zich niet bij de ketel te bevinden.
goed vast.
staat aangegeven.
vul- / aftapkraan tot de installatie is ontlucht.
Belangrijk
Door het bijvullen met water komt er lucht in de CV-installatie:
Ontlucht de installatie. Na het ontluchten kan de waterdruk weer
onder het vereiste niveau komen.
Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op de mano
meter staat aangegeven. Als de waterdruk lager is dan 0,8 bar,
moet water worden bijgevuld.
7659824 - v.02 - 25112016