A1 | WARMTEPOMP
Code
Oorzaak
A1 1
Temperatuursensor T1 Buitenvoeler;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 2
Temperatuursensor T3 Boiler laag;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 3
Temperatuursensor T2 Boiler hoog;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 4
Temperatuursensor T4 Inspuit;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 5
Temperatuursensor T5 Zuiggas;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 6
Temperatuursensor T6 Persgas;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 7
Temperatuursensor T7 Vloeistof;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 8
Temperatuursensor T8 Bronaanvoer;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 9
Temperatuursensor T9 Bronretour;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
A1 10
Temperatuursensor T11 Cv-retour;
Temperatuur is buiten het normale
werkgebied of de sensor is onderbroken of
kortgesloten.
Oplossing
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en gebruik indien nodig de
reservesensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig het
WPV voorraadvat.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
Controleer de bekabeling en/of de
●
connectoren van de sensor.
Controleer de weerstand van de
●
sensor en vervang indien nodig de
sensor.
67