6.3.2
Hydraulische aansluiting
Opgelet! – Schade door ondeskundige montage
Let op extra lasten die inwerken op het apparaat en die ontstaan door de aansluitingen van buisleidingen of apparaten
die deel zijn van de installatie.
•
Zorg dat de buisaansluitingen tussen apparaat en installatie gemonteerd zijn zonder spanningen.
•
Ondersteun zo nodig de buisleidingen of apparaten.
WC
1
Fillset Impuls
2
Onthardingsinstallatie "Fillsoft"
3
Bijvulklep "WV"
4
Fillcontrol Plus
Voorbereiden van de aansluiting:
1. Selecteer de nominale afmeting "DN" voor de bijvulleidingen.
–
Bij een lengte tot 10 m: DN 15.
–
Bij een lengte van meer dan 10 m: DN 20.
2. Sluit de bijvulleiding "DC" aan op de afsluitarmatuur "BV".
3. Sluit de bijvulleiding "DC" aan op het installatiesysteem.
4. Sluit de bijvulleiding "WC" aan op de bijvulklep "WV".
5. Sluit de bijvulleiding "WC" aan op het externe verswaternet.
De aansluiting van de bijvulleidingen is voltooid.
Opmerking!
Monteer een drukreduceerder in de bijvulleiding "WC", indien de druk vanuit het externe verswaternet boven 6 bar stijgt.
Opmerking!
Voor de selectie van de bijvulopties, zie hoofdstuk 6.4 "Schakel- en bijvulvarianten" op pagina 18.
ST
BP
WC
1
2
3
Fillcontrol Plus — 2014-10-15
DN
DC
4
5
5
Afsluitarmatuur "BV"
WC
Bijvulleiding naar het apparaat
DC
Bijvulleiding naar het installatiesysteem
DN
Nominale breedte van de bijvulleiding
Montage
000195_001_R001
Nederlands — 17