2. INSTELLING VAN DE PRINTER
2.9 Kalibratie
mediasensor,
printtest, en dump
mode functies
2.9.1 Kalibratie van de
mediasensor
OPMERKING:
De sensor gebruikt bij de laatste
afdruk wordt door het system
onthouden en altijd terug gebruikt.
De standaard sensor is de
Overbrengende Sensor.
De volgende interne programma's worden gebruikt om de sensoren te
calibreren op het gebruikte papier, om een printtest/configuratielabel te
drukken en om de printer in Dump Mode te zetten
1. Schakel de printer uit, vergewis u ervan dat het papier correct geladen
is en sluit het deksel van de printer.
Nota: Laadt geen media met voorbedrukte tekst onder de media
sensoren want deze zal de calibratie in negatieve zin beinvloeden
2. Druk en houdt de [FEED] knop ingedrukt terwijl de printer wordt
opgestart.
3. Beide status lampjes (LED 1 en LED 2) zullen oplichten met de
volgende kleuren combinatie:
Oranje Groen Andere kleuren combinaties
4. Laat de [FEED] toets los wanneer LED 1 en LED 2 oplichten met
volgende kleurencombinatie die de te gebruiken sensor aangeeft die
men wenst te calibreren.
Overbrengende Sensor (Transmissive) Sensor: LED 1 groen, LED 2
in rood.
Reflectieve sensor (Reflective) Sensor: LED 1 groen, LED 2 oranje.
5. Druk de [FEED] toets.
De printer zal nu het papier calibreren.
6. Zet de printer af en terug op om deze laatste terug gebruiksklaar te
maken
N2- 21
NEDERLANDSE VERSIE NO1-33096
2.9 Kalibratie mediasensor, printtest, en dump mode functies