Informatie voor beheerders
Printerinstellingen voor een peer-to-peer-verbinding
Bij een peer-to-peer-verbinding (rechtstreeks afdrukken) zijn de printer en clientcomputer direct met elkaar
verbonden.
Het printerstuurprogramma moet op elke clientcomputer zijn geïnstalleerd.
Afdrukinstellingen voor server/clientverbinding
Afdrukken inschakelen vanaf de printer die is verbonden als server/clientverbinding.
Stel voor de server/clientverbinding eerst de printserver in en deel de printer vervolgens in het netwerk.
Wanneer u de USB-kabel gebruikt om verbinding te maken met de server, stelt u ook eerst de printserver in en
deelt u de printer vervolgens in het netwerk.
Netwerkpoorten instellen
Maak de afdrukwachtrij voor afdrukken via het netwerk op de printerserver met behulp van standaard TCP/IP en
stel vervolgens de netwerkpoort in.
In dit voorbeeld wordt Windows 2012 R2 gebruikt.
1. Open het scherm Apparaten en printers.
Bureaublad > Instellingen > Configuratiescherm > Hardware en geluiden of Hardware > Apparaten en
printers.
2. Voeg een printer toe.
Klik op Printer toevoegen en selecteer vervolgens De printer die ik wil gebruiken, staat niet in de lijst.
3. Voeg een lokale printer toe.
Selecteer Een lokale printer of een netwerkprinter toevoegen met handmatige instellingen en klik op
Volgende.
4. Selecteer Een nieuwe poort maken, selecteer Standaard TCP/IP-poort als Poorttype en klik op Volgende.
>
Instellingen voor gebruik van de printer
296
>
De afdrukfuncties gebruiken