Hoofdstuk 1 INSTALLATIE
c.
Voer vanaf de (buiten) rookafvoerpijp van buiten naar binnen door de opening. Zet de buiten rookafvoer-
pijp vast op de muur door de leiding naar links te draaien. Hierdoor zijn beide helften geborgd (zie afb. 9).
BELANGRIJK: Let op dat de pijl op de rand van de buiten afvoerpijp naar boven wijst.
De buiten rookafvoerpijp stevig vastzetten. (A onderdeel afgebeeld in afb. 9)
Rookafvoerpijp (binnen)
Afb. 9
4. Verbind de rechthoekige bochtverbinding met de
afloop van de afvoerpijp. Indien nodig, de flexibele
luchtslang op maat snijden.
Sluit de luchtslang met haakse bocht met beide uitein-
den aan op de flexibele luchtslang – nu de luchtslang
met haakse bocht verbinden met de inlaat van de afvo-
erpijp. Verbind de luchtslang met haakse bocht met
beide uiteinden van de flexibele luchtslang. Hierna de
luchtslang met haakse bocht aansluiten op de inlaat
van de afvoerpijp.
Afb. 10
57
Buiten rookafvoerpijprand
Minstens 2˚ neergaand
Rookafvoerpijp (buiten)
Binnen
De luchtslang met haakse bocht met een slangklem op
de inlaat vastzetten. Sluit de in- en uitlaten die niet
gebruikt worden met de bijgeleverde afsluitdoppen af.
Controleer of de doppen goed aansluiten (zie afb. 10).
Gebruik water of zeepsop als smering tijdens het
aansluiten van de luchtslang (met haakse bocht) op de
flexibele luchtslang. De totale lengte van de afvoerpijp
mag niet meer zijn dan 3 m (maximaal 3 bochtver-
bindingen).
Buiten
Pijl
Rand buiten rookafvoerpijp