Gebruikershandleiding
Code
Probleem
203
Kan geen kiestoon detecteren.
204
De machine van de ontvanger is bezet.
205
De machine van de ontvanger antwoordt niet.
206
De telefoonkabel is niet goed aangesloten op de
LINE en EXT. poorten van de printer.
207
De printer is niet verbonden met de telefoonlijn.
208
Het faxbericht kon niet naar bepaalde ontvangers
verzonden worden.
301
Er is niet voldoende opslagruimte beschikbaar om de
gegevens op het geheugenapparaat op te slaan.
302
Het geheugenapparaat is beveiligd tegen schrijven.
303
Er is geen map gecreëerd om de gescande
afbeelding op te slaan.
304
Het geheugenapparaat is verwijderd.
305
Er is een fout opgetreden bij het opslaan van de
gegevens.
306
Het geheugen is vol.
311
Er is een DNS fout opgetreden.
312
Er is een authenticatiefout opgetreden.
Problemen oplossen
Oplossing
❏ Zorg ervoor dat de telefoonkabel correct
verbonden is en dat de telefoonlijn werkt.
❏ Als de printer aangesloten is op de PBX of de
terminaladapter, wijzig dan de instelling Lijntype
naar PBX.
❏ Selecteer Instellen > Systeembeheer >
Faxinstellingen > Basisinstellingen >
Kiestoondetectie en schakel daar de
kiestooninstelling uit.
Wacht even en probeer het dan nogmaals.
Wacht even en probeer het dan nogmaals.
Controleer de aansluiting van de LINE poort en de
EXT. poort aan de achterzijde van de printer.
Sluit de printer aan op een telefoonlijn.
Druk een Faxlogboek of Laatste overdracht-
rapport af voor vorige faxen via Faxverslag in de
Faxmodus om de foutieve bestemmingen te
controleren. Als de instelling Foutgeg.opslaan
geactiveerd is, kunt u een faxbericht opnieuw
verzenden via Taakmonitor in het Statusmenu.
❏ Verhoog de opslagruimte van het
geheugenapparaat.
❏ Reduceer het aantal documenten.
❏ Verlaag de scanresolutie of verhoog de
compressieverhouding om de grootte van het
gescande beeld te reduceren.
Schakel de beveiliging uit.
Voer een ander geheugenapparaat in.
Voer het geheugenapparaat opnieuw in.
Als het externe apparaat wordt gebruikt vanaf een
computer, wacht u even en probeert u het opnieuw.
Wacht tot andere actieve taken voltooid zijn.
❏ Selecteer Instellen > Systeembeheer > Wi-Fi/
netwerkinstellingen > Geavanceerde inst. >
DNS-server en controleer de DNS instellingen.
❏ Controleer de DNS instellingen van de server, de
computer en het toegangspunt.
Selecteer Instellen > Systeembeheer > Wi-Fi/
netwerkinstellingen > Geavanceerde inst. > E-
mailserver > Serverinstellingen en controleer de
serverinstellingen.
156