Beelden eenvoudig opnemen (Automatische instelfunctie)
Film:
Druk de sluiterknop volledig in.
Als u wilt stoppen met opnemen, drukt u de sluiterknop nogmaals volledig in.
Als u een stilstaand beeld opneemt van een onderwerp waarop u moeilijk kunt
scherpstellen
• De minimale opnameafstand is ongeveer 50 cm. Neem op met de close-upopnamefunctie (Macro) of
Vergrootglas (pagina 21) wanneer u opnamen maakt van een onderwerp dat dichterbij is dan de
opnameafstand.
• Wanneer de camera niet automatisch kan scherpstellen op het onderwerp, gaat de aanduiding van de
AE/AF-vergrendeling langzaam knipperen en hoort u geen pieptoon. Stel de opname opnieuw samen en
stel opnieuw scherp.
U kunt op de volgende onderwerpen moeilijk scherpstellen:
– Ver van de camera en donker
– Het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond is klein.
– Gezien door glas
– Snel bewegend
– Weerkaatsend licht of glanzend
– Knipperend
– Met tegenlicht
De zoomfunctie gebruiken
Druk op de zoomtoets.
• Wanneer de zoomvergrotingsfactor hoger wordt dan 3×, gebruikt de camera de digitale zoomfunctie.
Zie pagina 55 voor meer informatie over de instellingen van [Digitale zoom] en de beeldkwaliteit.
• De camera zoomt langzaam wanneer u een film opneemt.
Snelle controle (Het laatst opgenomen stilstaande beeld controleren)
Druk op b (
Druk nogmaals op b om te annuleren.
• Onmiddellijk nadat de weergave is begonnen, kan het beeld er grof uitzien.
• Als u het beeld wilt verwijderen, drukt u op
regeltoets. Druk vervolgens op z.
20
) op de regeltoets.
(Verwijderen) en selecteert u [Wissen] met v op de