3. De drone remt wanneer er aan de bovenzijde een obstakel wordt waargenomen en vliegt vooruit
totdat een veilige afstand is bereikt voordat hij verder opstijgt.
4. Er vindt geen actie plaats wanneer er onder de drone een obstakel wordt waargenomen.
Als de drone vooruit vliegt:
1. De drone remt wanneer aan de voorzijde een obstakel wordt waargenomen en vliegt achteruit naar
een veilige afstand. Hij stijgt op tot er geen obstakel meer wordt waargenomen en gaat nog eens
5 meter omhoog en vliegt dan verder vooruit.
2. Er vindt geen actie plaats wanneer er aan de achterzijde een obstakel wordt waargenomen.
3. Er vindt geen actie plaats wanneer er aan de bovenzijde een obstakel wordt waargenomen.
4. De drone remt wanneer er aan de onderzijde een obstakel wordt waargenomen en stijgt totdat er
geen obstakel meer wordt waargenomen voordat hij naar voren vliegt.
Tijdens RTH kunnen obstakels aan de zijkanten van de drone niet worden gedetecteerd of
vermeden.
Bij het opstijgen in RTH stopt de drone met opstijgen en verlaat RTH als de gasstick helemaal naar
beneden wordt getrokken. De drone kan worden bestuurd nadat de gasstick is losgelaten.
Wanneer u voorwaarts vliegt in RTH, remt de drone, blijft op zijn plaats zweven en verlaat RTH als
de pitchstick helemaal naar beneden wordt getrokken. De drone kan worden bestuurd nadat de
pitchstick is losgelaten.
Als de drone tijdens RTH de maximale hoogte bereikt terwijl deze stijgt, stopt de drone en keert deze
terug naar de thuisbasis op de huidige hoogte. Als de drone de maximale hoogte bereikt terwijl deze
opstijgt nadat hij obstakels voor zich heeft gedetecteerd, blijft de drone op zijn plaats zweven.
De drone kan wellicht niet normaal naar de thuisbasis terugkeren wanneer het GNNS-signaal zwak
of niet beschikbaar is. De drone kan in de ATTI-modus terechtkomen als het GNSS-signaal zwak
of niet beschikbaar wordt na het activeren van uitvalbeveiligde RTH. De drone zal een tijdje op zijn
plaats blijven zweven voor het landt.
Het is belangrijk om vóór elke vlucht een geschikte RTH-hoogte in te stellen. Start DJI Fly en stel
vervolgens de RTH-hoogte in. De standaard RTH-hoogte is 100 m.
De drone kan tijdens uitvalbeveiligde RTH geen obstakels vermijden als de voorwaartse en
achterwaartse zichtsystemen niet beschikbaar zijn.
Tijdens RTH kunnen de snelheid en de hoogte van de drone met de afstandsbediening of met DJI
Fly worden geregeld als het signaal van de afstandsbediening normaal is. De oriëntatie van de drone
en de vliegrichting kunnen echter niet worden bediend. De drone kan geen obstakels vermijden als
de pitchstick wordt gebruikt om te versnellen en een vliegsnelheid hoger is dan 15 m/s.
Als de drone tijdens RTH in een GEO-zone vliegt, blijft deze op zijn plaats zweven.
De drone kan mogelijk niet naar een thuisbasis terugkeren wanneer de windsnelheid te hoog is. Vlieg
daarom voorzichtig.
Landingsbescherming
Landingsbescherming wordt geactiveerd tijdens Smart RTH.
1. Tijdens landingsbescherming zal de drone automatisch een geschikte landingsplaats detecteren en
voorzichtig landen.
2. Als de grond ongeschikt wordt bevonden voor de landing, zal DJI Air 2S blijven zweven en wachten
op de bevestiging van de piloot.
3. Als de landingsbeveiliging niet operationeel is, geeft DJI Fly een landingsmelding weer wanneer de
drone tot onder de 0,5 meter daalt. Trek de gashendel omlaag of gebruik de schuif voor om de
drone automatisch te laten landing.
Landingsbeveiliging wordt geactiveerd tijdens RTH bij laag batterijniveau en uitvalbeveiligde RTH. De
DJI Air 2S Gebruikershandleiding
©
2021 DJI. Alle rechten voorbehouden.
15