7 Goedkeuringen
Algemene voorwaarden voor veilig gebruik
•
De grenswaarden en de toepassingsadviezen in deze handleiding moeten in acht worden
genomen. Voor kalibratie en onderhoud moeten de regionale en nationale voorschriften in acht
worden genomen.
•
Een defecte transmitter moet binnen 72 uur worden gerepareerd.
®
•
De HART
-interfaces mogen niet worden gebruikt voor het versturen van veiligheidsgevoelige
gegevens.
•
De alarmvoorwaarden van de transmitter moeten periodiek worden gecontroleerd samen met de
gangbare gaskalibratiecontroles.
•
De relais moeten onder normale omstandigheden bekrachtigd zijn.
•
De relaiscontacten dienen te worden beveiligd met een smeltzekering van 0,6 van de
gespecificeerde nominale stroom op het relaiscontact.
•
De storingsrelaiscontacten moeten veiligheidsgerelateerd worden verwerkt voor
waarschuwingsdoeleinden wanneer de 4-20mA-koppeling niet gebruikt wordt voor de
alarmtoestand.
•
De tests van het 4-20mA-uitgangssignaal en de alarmvoorwaarden en de test van de alarm- en
storingsrelais, de leds en het display moeten tijdens de kalibratie worden uitgevoerd.
•
De aangesloten regeleenheid moet de 4-20 mA signaalstroom controleren op waarden beneden
4 mA en boven 20 mA.
•
Voor een correct gebruik van de sensor voor brandbare gassen is een minimale
zuurstofconcentratie van 10 vol.-% nodig.
•
De aanwezigheid van katalysatische giffen voor de verbrandingssensor dient vermeden te worden.
•
Een functionele controle/kalibratie moet voor het gehele systeem worden uitgevoerd.
•
Elke maand moet een visuele inspectie worden uitgevoerd.
•
Voer elk jaar een systeemcontrole uit.
•
De kalibratie wordt alleen op de 4-20mA-uitgang gesignaleerd door de operationele stroom.
Daarom moet de 4-20mA-uitgang worden gecontroleerd bij automatische kalibratie, als de som van
de voor nulgas en ijkgas geparametreerde toepassingstijden en de rusttijd meer dan 15 minuten
bedraagt, en bij handmatige kalibratie.
•
Voor het testgas moet het voor de meting gedefinieerde gas worden gebruikt. De concentratie van
het testgas moet in het midden van het meetbereik liggen.
•
Voor nulgas moet synthetische lucht worden gebruikt.
•
Een afstelling moet uitgevoerd worden onder de volgende voorwaarden:
verschil bij nul > +/- 5% UEG
verschil bij gevoeligheid > +/- 20% van de nominale waarde
•
Als de kalibratie binnen de geldige tolerantie zit, kan het kalibratie-interval verdubbeld worden.
•
Het maximale toegestane kalibratie-interval is 16 weken.
•
Vervang de sensor als zijn gevoeligheid tijdens de werking minder dan 50% van de oorspronkelijke
gevoeligheid is.
•
Na blootstelling van een gas buiten het meetbereik, moet de sensor onmiddellijk worden
gekalibreerd/afgesteld, ongeacht het ingestelde kalibratie-interval. In het geval van een kalibratie
moet de gevoeligheid van de sensor na 24 uur opnieuw worden gecontroleerd.
•
Als de aanwezigheid van katalytisch giffen voor de sensor voor brandbaar gas niet kan worden
vermeden, moet het kalibratie-interval sterk worden verkleind.
51
PrimaX
NL