6. De ontluchtingsfuctie wordt automatisch geactiveerd wanneer de verwarmingsketel wordt ingeschakeld. De functie duurt
ongeveer 6 minuten. Tijdens de uitvoering van de functie verschijnt in het display afwisselend de melding << DEAIR >> met
de voortgang van de functie << – – – – – – – – >> en de druk van het verwarmingscircuit, bijvoorbeeld << 1.7 bar >>.
7. Als de functie voltooid is, toont het display de melding << CAL >> of << H.20.39 >>
8. Als het display de melding << CAL >> toont, druk dan op de toets F4, de kalibreerfunctie start en de ketel schakelt in. De
duur van de functie is circa 5 minuten.
9. Als het display de melding << H.20.39 >> toont, druk dan gelijktijdig op de toetsen F1 + F4 en druk daarna op de toets F4.
De kalibreerfunctie start en de ketel schakelt in. De duur van de functie is circa 5 minuten.
10. In het display verschijnt afwisselend de melding << CALIB >> met de voortgang van de functie << – – – – – – – – >> en de
druk van het verwarmingscircuit, bijvoorbeeld << OK: 1.7 bar >>
11. Als de functie voltooid is en er geen storingen opgetreden zijn, wordt het hoofdscherm weergegeven.
Opgelet
Tijdens de kalibratie moet er voldoende warmte-uitwisseling zijn (bij verwarming of sanitair) om oververhitting te
voorkomen, waardoor de functie zelf onderbroken wordt.
Belangrijk
De kalibratiefunctie kan handmatig uitgevoerd worden tijdens de levensduur van de verwarmingsketel (d.w.z. na
onderhoud met vervanging van componenten), zoals beschreven wordt in de volgende paragraaf.
7.4
Controle van de verbranding
7.4.1
Verbrandingsparameters
Afb.42
Type adapters — rookgasmeetpunt
Ø 100
Ø 60
A
B
A
7836964 - 02 - 29032023
Ø 80
Ø 80
B
A
A
7 cm
BO-0000220
De ketel is voorzien van twee speciale meetpunten voor het meten van het
verbrandingsrendement en het controleren van het zuiverheidsgehalte van
de rookgassen. Het ene meetpunt is aangesloten op het uitlaatcircuit van
het rookgas (A), dat wordt gebruikt voor het detecteren van het
zuiverheidsgehalte van de rookgassen en het verbrandingsrendement.
Het andere meetpunt is aangesloten op het inlaatcircuit voor
verbrandingslucht (B), dat kan worden gebruikt voor recirculatie van
rookgassen bij het gebruik van concentrische leidingen. De volgende
parameters kunnen worden gemeten tijdens het gebruik van de op het
rookgascircuit aangesloten meetpunt:
de temperatuur van de rookgassen;
de zuurstofconcentratie (O
de koolmonoxideconcentratie (CO).
De temperatuur van de verbrandingslucht moet gemeten worden via het
contact dat aangesloten is op het luchtinlaatcircuit (B), waarbij de
meetsonde circa 7 cm moet worden ingebracht. Meet het CO
en de rookgastemperatuur op het rookgasmeetpunt. Ga hiervoor als volgt
te werk:
Schroef de dop van het rookgasmeetpunt (op de rookgasadapter) los.
Meet het CO
/O
-gehalte van de rookgassen met de meetapparatuur.
2
2
Vergelijk dit met de controlewaarde.
De rookgasanalysator moet een minimale nauwkeurigheid hebben van ±
0,25% O
/CO
en ±20 ppm CO.
2
2
Meet de CO-waarde van de rookgassen. Voer de volgende acties uit als
de CO-waarde nog steeds hoger is dan 400 ppm:
Controleer of de rookgasafvoer correct geïnstalleerd is.
Controleer of de gebruikte gassoort overeenkomt met de
ketelinstellingen.
Controleer of de brander niet beschadigd is en verwijder
verontreinigingen uit de brander.
Controleer opnieuw of de verhouding gas/lucht correct is.
Neem contact op met uw leverancier als de CO-waarde nog steeds
hoger is dan 400 ppm.
) of koolstofdioxideconcentratie (CO
2
Tzerra Ace-Matic
7 Inbedrijfstelling
);
2
/O
-gehalte
2
2
53