Toepassingen
5.6.1 Eisen die aan de besturing van een waterpomp
voor gebruikswater worden gesteld
S
Water voor gebruikswater moet op elk ogenblik beschikbaar zijn. In
noodgevallen moet de sturing automatisch op drinkwater overschakelen.
S
Bij het overschakelen op drinkwater mag geen regenwater in de drink-
waterleidingen terecht komen.
S
Wanneer het regenwaterreservoir te weinig water bevat, mag het niet
mogelijk zijn om de pomp in te schakelen (droogloopbeveiliging).
5.6.2 Oplossing tot nu toe
hulpstroomkring
L1
K3
K2
K1
N
pomp
De sturing van de pomp en van een magneetventiel gebeurt via een druk-
schakelaar en 3 vlotterschakelaars die in het regenwaterreservoir zijn aange-
bracht. De pomp moet worden ingeschakeld wanneer de minimumdruk in
de ketel niet wordt bereikt. Nadat de werkdruk is bereikt, wordt de pomp na
een uitlooptijd van enkele seconden opnieuw uitgeschakeld. De uitlooptijd
verhindert dat de pomp voortdurend wordt in- en uitgeschakeld wanneer
gedurende langere tijd water wordt afgetapt.
98
S3
S1
p<
S4
K2
K3
tuitlooptijd
droogloopbeveiliging
S2
K3
S3
K4
K4
Y1
toevoer van zuiver water
EWA 4NEB 712 6006-20
LOGO!-handboek