Download Print deze pagina

Honeywell BW Technologies Clip Real Time Handleiding pagina 3

Advertenties

Kalibreer de sensor
Met de tijd en door gebruik kan de basislijn van de sensor bij een nulblootstelling af
gaan wijken van de fabrieksbasislijn. Voor een optimale werking van O
BW u aan om de O
-sensor eens per 24 uur te kalibreren, of als de Automatische
2
kalibratieherinnering wordt weergegeven. Voor elk ander model raadt BW u aan
regelmatig de sensor te kalibreren.
Kalibratieprocedure
1. Ga naar een ruimte met een normale atmosfeer (20,9% O
is van gevaarlijke gassen.
2. Houd de knop ingedrukt tot er een aftelklok met 5 seconden wordt
weergegeven en blijf daarna ingedrukt houden tot het aftellen
voltooid is.
3. Wanneer het aftellen voltooid is, begint de kalibratie procedure en
wordt ZErO weergegeven.
4. Wanneer Zero geslaagd is, PASS en vervolgens CAL ? wordt
weergegeven. Druk op de drukknop voor kalibratie of wacht tot
de detector in normale bedrijfsmodus gaat na een wachttijd van 5
seconden.
5. Als de kalibratie procedure niet gelukt is, beginnen de niet-
nalevingsleds te knipperen. FAIL en het niet-nalevingssymbool
worden weergegeven. Druk op de knop om het resultaat te
accepteren en terug te keren naar de normale bedrijfsvoering. Het
niet-nalevingssymbool wordt weergegeven en de niet-nalevingsled
begint te knipperen. Voer de kalibratie procedure opnieuw uit. Als
de procedure opnieuw mislukt, neem dan contact op met BW.
Functietests
Als de detector is ingesteld om een functietestherinnering weer te geven, wordt dit symbool
weergegeven als er een functietest moet worden uitgevoerd. Voer de functietest van
detector uit via een IntelliDoX of MicroDock II-station voor het beste resultaat. Functietests
die worden uitgevoerd via een IntelliDox of MicroDock II-station worden geregisteerd als
functietests. Handmatige functietests worden geregistreerd als onveilige gasconcentraties.
Kalibratie
De BW Clip Real Time is standaard geconfigureerd voor de volgende
kalibratiegasmengsels:
H
S: 20 ppm
CO: 100 ppm
2
bal. N
bal. N
2
2
U kunt de Fleet Manager II-software gebruiken via een IntelliDoX-station om de standaard
kalibratiegasmengsels te wijzigen. Als de standaard kalibratiemengsels zijn gewijzigd,
gebruikt u de gasmengselwaarden uit Fleet Manager II om de detector te kalibreren.
1. Ga naar een ruimte met een normale atmosfeer (20,9% v/v O
gassen.
2. Sluit de kalibratieslang aan op de gascilinder en op de inlaat op de kalibratiedop.
3. Houd de knop ingedrukt tot er een aftelklok met 5 seconden
wordt weergegeven en blijf daarna ingedrukt houden tot het
aftellen voltooid is. De kalibratieprocedure begint en ZErO
wordt weergegeven. Als nulstellen is geslaagd, wordt PASS
weergegeven.
4. Als CAL ? wordt weergegeven, drukt u op de drukknop om de
kalibratie te starten.
5. Plaats de kalibratiedop op het sensorrooster.
6. Als GAS ? wordt weergegeven, past u gedurende twee minuten
kalibratiegas toe bij een aanbevolen stroming van 500 ml/min. Als
de kalibratie is geslaagd, wordt PASS weergegeven en keert de
detector terug naar de normale bedrijfstoestand.
Als de kalibratie mislukt, worden niet-nalevingssymbolen weergegeven. Druk op de
drukknop om te bevestigen. Herhaal de kalibratie. Als dit opnieuw mislukt, neemt u contact
op met BW.
-modellen raadt
2
) die vrij
2
:
:
SO
20 ppm
O
18.0 % v/v O
2
2
2
bal. N
2
) die vrij is van gevaarlijke
2
Gebeurtenislogboek
De detector bewaart de laatste 35 gebeurtenissen, waaronder piekwaarden, functietests en
(automatische) kalibraties. Elk verslag bevat:
serienummer, sensortype en resterende gebruiksduur van de detector;
totaal aantal gebeurtenissen dat is opgetreden,
soort en duur van de gebeurtenis;
Alarmniveau(s) in ppm of %,
verstreken tijd sinds het alarm in dagen/uren/minuten;
alarmduur (minuten/seconden).
Gebruik Fleet Manager II via een IntelliDoX of MicroDock II-station om gebeurtenislogs
van de detector op een computer te zetten. Als de logs via een IntelliDox-station op
een computer worden gezet, worden de 35 laatste gebeurtenissen overgezet. Als de
logs via een MicroDock II-station op een computer worden gezet, worden de 10 laatste
gebeurtenissen overgezet.
Optionele instellingen
Gebruik Fleet Manager II via een IntelliDoX-station voor de volgende optionele instellingen
voor BW Clip Real Time-detectors.
Niet-naleving na gasblootstelling
Als de Niet-naleving na gasblootstelling is ingeschakeld, knipperen de leds in een
wisselend patroon wanneer de sensor wordt blootgesteld aan een gasconcentratie die
de ingestelde alarmwaarden overschrijdt. Als een gasblootstelling wordt gedetecteerd,
beginnen de bovenste leds te knipperen. Na 30 seconden beginnen de leds aan de
zijkant te knipperen. Na 30 seconden herhaalt het patroon zich totdat er meer dan 24 uur
verstreken zijn na het laatste alarm of als er een succesvolle functietest wordt uitgevoerd via
een IntelliDoX of MicroDock II-station.
Realtime-klokdisplay
Als het Realtime-klokdisplay is ingeschakeld, kunt u de huidige tijd
weergeven door op de knop te drukken om Gebeurtenissen en
instellingen terughalen weer te geven, en op de knop te blijven
drukken tot de tijd wordt weergegeven.
De tijd kan worden weergegeven in 12-uurs- of 24-uurs weergave.
Slaapstand
De slaapstand is een fabrieksfunctie, beschikbaar voor H
gebruiksduur van 24 maanden. Als de slaapstand wordt geactiveerd, wordt het verlopen
van de gebruiksduur uitgesteld. U kunt de slaapstand gebruiken om de detector te
deactiveren voor 7 dagen of langer, tot maximaal 12 maanden. Als de slaapstand
geactiveerd is, zijn alle veiligheidsfuncties van de detector uitgeschakeld.
De slaapstand activeren via de BW Clip Real Time-
slaapstandbehuizing
1. Houd een BW Clip-slaapstandbehuizing bij de hand. Neem contact
op met BW of een erkende distributeur om een behuizing aan te
schaffen.
2. Ga naar een ruimte met een normale atmosfeer (20,9% O
is van gevaarlijke gassen.
3. Ga na of de detector zich in de normale bedrijfstoestand bevindt.
4. Druk op de knop om Gebeurtenissen en instellingen terughalen
weer te geven, en blijf vervolgens op de knop drukken tot Hib
wordt weergegeven.
5. Als Hib wordt weergegeven, druk dan op de knop tot een aftelklok van 5 seconden
wordt weergegeven. Als het aftellen voltooid is, wordt de slaapstand klok van 20
seconden weergegeven.
6. Plaats de detector in een BW Clip Real Time-slaapstandbehuizing terwijl de slaapstand
klok wordt weergegeven en doe de behuizing goed dicht. De detector gaat in
slaapstand. Alle veiligheidsfuncties van de detector worden uitgeschakeld.
7. Om de detector te reactiveren, opent u de behuizing en verwijdert u de detector.
De slaapstand activeren met Fleet Manager II
via IntelliDoX
1. Gebruik Fleet Manager II om de slaapstand via een IntelliDoX-station te activeren, en
plaats de detector vervolgens in het geconfigureerde station. De gebeurtenislogboeken
worden opgehaald en de detector gaat in slaapstand. Alle veiligheidsfuncties worden
uitgeschakeld en de detector kan verwijderd worden van het IntelliDox-station.
2. Om de detector te reactiveren, houd de knop ingedrukt tot een aftelklok van 5 seconden
wordt weergegeven, en houd vervolgens de knop ingedrukt tot het lcd-scherm en de
leds aan en uit gaan. De detector voert een interne diagnostische test uit. Als de test
succesvol is, wordt het soort gas gedetecteerd en wordt de resterende gebruiksduur
weergegeven. De detector bevindt zich in de normale bedrijfstoestand.
3. Zie voor meer informatie de handleiding van het IntelliDoX-station en Fleet Manager II
softwareversie 4.2 of hoger.
Onderdeelnummer 50115903-101 | OM-NL-BWCRT-A3 | Gebruikshandleiding BW Clip Real Time
S- en CO-detectors met een
2
) die vrij
2

Advertenties

loading