Technische gegevens
Oplaadapparaat
Productnummer
Nominale spanning
Frequentie
Oplaadspanning accu
Laadstroom
Oplaadtijd
– PowerPack 300 ca.
– PowerPack 400 ca.
– PowerPack 500 ca.
Aantal accucellen
Bedrijfstemperatuur
Bewaartemperatuur
Gewicht volgens
EPTA-Procedure 01/2003
Beschermingsklasse
De gegevens gelden voor nominale spanningen [U] 230 V. Bij afwijken-
de spanningen en bij per land verschillende uitvoeringen kunnen deze
gegevens afwijken.
Gebruik
Ingebruikneming
Oplaadapparaat op het stroomnet aansluiten
(zie afbeelding E)
Let op de netspanning! De spanning van de stroombron
moet overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje
van het oplaadapparaat. Met 230 V aangeduide oplaadap-
paraten kunnen ook met 220 V worden gebruikt.
Steek de apparaatstekker C3 van het netsnoer in de appa-
raataansluiting C2 op het oplaadapparaat.
Sluit het netsnoer (verschilt per land) op het stroomnet aan.
Laden van de afgenomen accu (zie afbeelding F)
Schakel de accu uit en verwijder deze uit de houder op de
eBike. Lees daarvoor de gebruiksaanwijzing van de accu en
neem de voorschriften in acht.
Plaats de accu alleen op een schone ondergrond. Voor-
kom in het bijzonder het vuil worden van de oplaadaanslui-
ting en de contacten, bijv. door zand of aarde.
Steek de oplaadstekker C5 van het oplaadapparaat in de aan-
sluiting C6 van de accu.
Bosch eBike Systems
Charger
0 275 007 907
V~
207–264
Hz
47–63
V
36
A
4
h
2,5
h
3,5
h
4,5
30–40
°C
–5...+40
°C
–10...+50
kg
0,8
IP 40
Laden van de accu aan de fiets (zie afbeelding G)
Schakel de accu uit. Reinig de afdekking van de laadbus C7.
Vermijd vooral het vervuilen van de laadbus en van de contac-
ten, bijv. door zand of aarde. Til de afdekking van de laadbus
C7 op en steek de laadstekker C5 in de laadbus C6.
Laad de accu alleen rekening houdende met alle veilig-
heidsvoorschriften. Als dit niet mogelijk is, neem dan de
accu uit de houder en laad deze op een geschiktere plaats.
Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van de accu en neem
deze in acht.
Opladen
Het laden begint zodra het oplaadapparaat met de accu of de
laadbus aan de fiets en het stroomnet verbonden is.
Opmerking: De laadbewerking is alleen mogelijk als de tem-
peratuur van de eBike-accu zich in het toegestane laadtempe-
ratuurbereik bevindt.
Opmerking: Tijdens het laden wordt de Drive Unit gedeacti-
veerd.
Het laden van de accu is met en zonder boordcomputer moge-
lijk. Zonder boordcomputer kan het laden alleen aan de accu-
laadtoestandsindicatie gecontroleerd worden.
Bij een aangesloten boordcomputer wordt een bijbehorende
melding op het display weergegeven.
De boordcomputer kan tijdens het laden afgenomen of ook
pas bij het begin van de laadbewerking geplaatst worden.
De laadtoestand wordt met de acculaadtoestandsindicatie
A3 aan de accu en met de balken op de boordcomputer weer-
gegeven.
Bij het laden van de eBike-accu aan de fiets kan ook de accu
van de boordcomputer geladen worden.
Tijdens het opladen branden de leds van de oplaadindicatie
A3 op de accu. Elke continu brandende led komt overeen met
ca. 20 % van de capaciteit van de lading. De knipperende led
geeft het opladen van de volgende 20 % aan.
Is de eBike-accu volledig geladen, dan gaan de LED's onmid-
dellijk uit en de boordcomputer wordt uitgeschakeld. De laad-
bewerking wordt beëindigd. Door het indrukken van de aan-/
uittoets A4 aan de eBike-accu kan de laadtoestand geduren-
de 3 seconden weergegeven worden.
Koppel het oplaadapparaat los van het stroomnet en de accu
van het oplaadapparaat.
Als de accu van het oplaadapparaat wordt losgekoppeld,
wordt de accu automatisch uitgeschakeld.
Opmerking: Als u aan de fiets geladen hebt, sluit dan na de
laadbewerking de laadbus C6 zorgvuldig met de afdekking C7
zodat er geen vuil of water kan indringen.
Als het oplaadapparaat na het laden niet van de accu geschei-
den wordt, dan schakelt het laadapparaat na een paar uur op-
nieuw in, controleert het de laadtoestand van de accu en be-
gint eveneens opnieuw met de laadbewerking.
Nederlands–20
0 276 001 SPN | (3.7.15)