Zend hondgegevens uit: Verzendt automatisch
hondengegevens naar compatibele toestellen
van hondengegevens uitschakelen, pagina
Hondwaarschuwingen: Hiermee stelt u in hoe u wordt
gewaarschuwd bij bepaalde acties
instellen, pagina
4).
Contactinstellingen
Selecteer Stel in > Contacten.
Contactspoor op kaart: Hiermee stelt u de lengte (duur in
minuten of uren) van het contactspoor op de kaart in.
Zoom in op contacten: Zoomt automatisch in op de kaart om
de locaties van alle contacten en uw locatie weer te geven,
tenzij u de kaart handmatig verschuift.
Berichtmeldingen: Stelt berichtmeldingen in op Toon,
Trilsignaal, Toon en trilsignaal of Alleen bericht.
Koppelinstellingen: Stelt de opties in die uw toestel gebruikt
om andere toestellen te volgen en ermee te communiceren.
Scherminstellingen
Selecteer Stel in > Scherm.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijd instellen voordat
de schermverlichting uitgaat.
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.
Batterijbesparing: Bespaart energie en verlengt de levensduur
van de batterij door het scherm uit te schakelen wanneer de
time-out van de schermverlichting is verstreken
Batterijbesparing op de handheld inschakelen, pagina
Kalibreer scherm: Hiermee kalibreert u het scherm voor
aanraakbewegingen
(Het aanraakscherm kalibreren,
pagina
13).
Het aanraakscherm kalibreren
U kunt het aanraakscherm kalibreren, als het niet goed lijkt te
reageren.
1
Selecteer Stel in > Scherm > Kalibreer scherm.
2
Volg de instructies op het scherm.
Weergave-instellingen
Selecteer Stel in > Presentatie.
Modus: Hiermee kunt u een lichte of donkere achtergrond
instellen, of automatisch overschakelen tussen de twee
achtergronden op basis van de zonsopkomst en
zonsondergang op de locatie waar u zich bevindt.
Achtergrond: Hiermee kunt u de achtergrondafbeelding
instellen.
Dagkleur: Hiermee kunt u de kleur instellen voor selecties in de
dagmodus.
Nachtkleur: Hiermee kunt u de kleur instellen voor selecties in
de nachtmodus.
De toestelgeluiden instellen
U kunt de geluiden voor berichten, knoppen, waarschuwingen
en alarmen instellen.
1
Selecteer Stel in > Geluid.
2
Selecteer het gewenste geluid voor ieder item.
Kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Noord boven geeft het noorden boven aan de
pagina weer. Koers boven geeft uw huidige reisrichting
boven aan de pagina weer. Automodus geeft een perspectief
Uw toestel aanpassen
(Verzenden
12).
(Hondwaarschuwingen
(De modus
16).
vanuit de auto met de rijrichting naar de bovenkant van het
scherm weer.
Navigatieaanwijzingen: Stelt in wanneer navigatieaanwijzingen
op de kaart worden weergegeven.
Dashboard: Selecteert een dashboard voor weergave op de
kaart. Elk dashboard bevat andere informatie over de route of
de locatie.
Kaartinformatie: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
Tekensnelheid: Hiermee kunt u de snelheid aanpassen
waarmee de kaart wordt getekend. Als kaarten sneller
worden getekend, neemt de gebruiksduur van de batterij af.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart > Geavanceerde instellingen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau ingesteld voor optimaal gebruik van de kaart. Als
u Uit selecteert, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
Voertuig: Hiermee kunt u een positiepictogram selecteren dat
uw positie op de kaart aangeeft.
Zoomniveaus: Hiermee stelt u het zoomniveau in waarin de
items op de kaart worden weergegeven. Kaartitems worden
niet weergegeven wanneer het zoomniveau van de kaart
hoger is dan het geselecteerde niveau.
Tekstgrootte: Hiermee wordt de tekstgrootte voor kaartitems
ingesteld.
Instellingen voor sporen
Selecteer Stel in > Sporen.
Spoorlog: Hiermee kunt u het vastleggen van sporen in- of
uitschakelen.
Opnamemethode: Hiermee selecteert u een methode om
sporen vast te leggen. Automatisch legt de sporen met
variabele intervallen vast voor een optimaal resultaat.
Interval: Hiermee selecteert u een vastleginterval voor het
spoorlog. Bij frequenter vastleggen van spoorpunten ontstaat
er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook
sneller vol.
AutoArchiveren: Hiermee selecteert u een methode voor
automatisch archiveren om uw sporen te organiseren.
Sporen worden automatisch opgeslagen en gewist op basis
van de gebruikersinstellingen.
Kleur: Hiermee stelt u de kleur in van het spoor op de kaart.
Route-instellingen
Het toestel berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het
huidige type activiteit. De beschikbare route-instellingen zijn
afhankelijk van de geselecteerde activiteit.
Selecteer Stel in > Routebepaling.
Activiteit: Stelt een activiteit voor routebepaling in. Het toestel
berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het huidige type
activiteit.
Routeovergangen: Hiermee stelt u in hoe het toestel routes
bepaalt van het ene punt op de route naar het volgende.
Deze instelling is alleen beschikbaar voor sommige
activiteiten. Afstand hiermee wordt u naar het volgende punt
van de route geleid als u zich op een opgegeven afstand van
uw huidige punt bevindt.
Zet vast op weg: Zet het positiepictogram, dat uw positie op de
kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
13