• Koppel alle sensoren die u wilt gebruiken.
Activeer de sensor die u wilt koppelen.
De sensor activeren
De gesynchroniseerde sensor wordt bovenaan op het scherm weergegeven en het
koppelen is voltooid.
• SP: Snelheidssensor
• ISC: Snelheid-/ritmesensor
• CD: Ritmesensor
• HR: Hartslagsensor
• PW: Voedingssensor
* Wanneer u een sensor koppelt aan een fietscomputer, verschijnt een "C" na de naam
van de sensor.
* Om een andere sensor te koppelen, drukt u gedurende 2 seconden op MODE om terug
te keren naar het stand-byscherm voor de synchronisatie en herhaalt u dezelfde
procedure.
* Als het koppelen niet is gelukt en u niet kunt doorgaan naar de volgende stap, drukt u op
MENU om het koppelen over te slaan. Nadat de instelling is voltooid, kunt u opnieuw
proberen te koppelen vanaf het menuscherm.
Druk op MENU om naar de volgende stap te gaan.
4. Voer de wielomtrek in.
Als fietscomputer niet is gekoppeld met een sensor die de snelheid kan meten, wordt de
invoer van de wielomtrek overgeslagen.
Voer de omtrek in mm in van de band (de lengte van de buitenomtrek van de band)
waarop de sensor is geïnstalleerd.
(Instelbereik: 0100 – 3999 mm)
De wielomtrek bepalen
* Er wordt een fout weergegeven als waarden worden ingevoerd die buiten het
Gereed voor
Sensor
synchronisatie
geactiveerd
Belangrijk
(2 seconden)
Synchronisatie
voltooid
Nummer verhogen
Naar volgend cijfer gaan