6 Met display- en bedieningsmodule in bedrijf stellen
Afstand A (max.-waarde)
Afstand B (min.-waarde)
Bedrijfsstand
16
Informatie over het referentievlak vindt u in de hoofdstukken " Mon-
tage-instructies" of " Technische gegevens". Aan de hand van deze
instellingen kan dan het eigenlijke niveau worden berekend.
Het actuele niveau speelt bij deze inregeling geen rol, de min.-/
max.-inregeling wordt altijd zonder verandering van het productniveau
uitgevoerd. Daarom kunnen deze instellingen al vooraf worden inge-
voerd, zonder dat het instrument hoeft te zijn ingebouwd.
Ga als volgt tewerk:
1. Met [->] het menupunt afstand A (max.-waarde) kiezen en met
[OK] bevestigen.
2. Met [OK] de afstandswaarde aanpassen en de cursor met [->] op
de gewenste positie plaatsen.
3. De gewenste afstandswaarde voor 100% met [+] instellen en met
[OK] opslaan.
4. Met [ESC] en [->] naar de min.-inregeling overschakelen.
Ga als volgt tewerk:
1. Met [->] het menupunt " afstand B (max.-waarde)" kiezen en met
[OK] bevestigen.
2. Met [OK] de afstandswaarde aanpassen en de cursor met [->] op
de gewenste positie plaatsen.
3. De gewenste afstandswaarde voor 0 % (bijv. afstand van de
sensor tot de tankbodem) met [+] instellen en met [OK] opslaan.
De cursor verspringt nu naar de afstandswaarde.
6.2.3 Aanvullende instellingen
Dit menupunt bevat bedrijfstechnische instellingen van de sensor.
Bedrijfsstand:
Via de bedrijfsmodus worden landspecifieke instellingen voor de
radarsignalen vastgelegd.
VEGAPULS 6X • Tweedraads 4 ... 20 mA/HART