6.3.3
Kabelsysteem
B Collectorsteunen conform de vastgelegde afstands-
maten (
hoofdstuk 6.2.2, pagina 22) opstellen.
B Iedere collector plaatselijk met minimaal 2 draadka-
bels [1] op de schroef van het onderste profiel beves-
tigen.
B Verzwaringsbakken plaatsen (
pagina 26).
B Draadkabel op een daarvoor geschikte op het dak ver-
ankeren.
1
Afb. 37 Collectorsteunen met kabelsysteem
6 720 648 961 (2011/05) BE
hoofdstuk 6.3.2,
1
6720647803-25.1T
Montage van de collectorsteunen
6.4
Collectorsteunen tegen de gevel
monteren
De montage tegen een gevel is alleen voor de volgende
waarden toegestaan:
• Sneeuwbelasting: max. 2,0 kN/m²
• Opstellingshoek: 45° tot 60°
• Windsnelheid: max. 129 km/h
GEVAAR: Levensgevaar door vallende col-
lectoren bij niet geschikte gevel!
B Collectorsteunen alleen monteren tegen
een gesloten gevel die geen wind door-
laat.
B Controleer vóór de montage de draag-
kracht van de bevestigingsmuur en de on-
dergrond. Evt. een bouwingenieur
inschakelen.
GEVAAR: Levensgevaar door vallende col-
lectoren bij verkeerde montage!
B Alleen horizontale collectorsteunen voor
de montage tegen de gevel gebruiken.
B Toegestane opstellingshoek aanhouden
(
hoofdstuk 5.3.3, pagina 15).
B Collectorsteunen goed bevestigen.
B Constructie van de collectorsteunen niet
veranderen.
B Geen objecten tussen de collectorsteu-
nen opslaan.
B Geen mantels op de collectorsteunen
aanbrengen.
Voor de montage tegen een gevel gelden de ontwerp-
waarden in tabel 17, pagina 28.
27