Schakel het weergavesysteem naar stilte alvorens u
+
de fantoomvoeding inschakelt. Anders wordt er op uw
luisterbox een inschakelgeluid hoorbaar. Zie ook de
aanwijzigen van hoofdstuk 2.11 "Achterzijde".
{2} Ook elke mono-ingang beschikt over een symmetrische Line-
ingang, in de vorm van een 6,3-mm aansluiting. Op deze
ingangen kunnen ook asymmetrisch geschakelde stekkers
(monoplug) worden aangesloten.
{3} De INSERT I/O-aansluiting wordt gebruikt om het signaal
met een dynamische processor of equalizer te bewerken.
Deze invoerpunten bevinden zich voor de fader, de EQ en
de Aux Send.
In tegenstelling tot een galmapparaat en andere effectappa-
raten, die normaliter het droge signaal toevoegen, bewerken
de dynamische processors het somsignaal. In deze gevallen
is een Aux Send-route dus niet de juiste oplossing. In plaats
hiervan onderbreekt men de signaalroute en voegt men een
dynamische processor en/of een equalizer toe. Vervolgens
wordt het signaal op dezelfde plaats van het mengpaneel
teruggevoerd. Het signaal wordt alleen onderbroken, wan-
neer er een bijbehorende stekker in de bijbehorende bus
is aangesloten (stereostekker; kop = signaaluitgang, ring =
ingang). Alle mono-ingangskanalen zijn met inserts uitgerust.
De inserts kunnen ook als Pre-EQ-Direkt-uitgangen gebruikt
worden, zonder hierbij de signaalstroom te onderbreken.
Hiervoor heeft u een kabel nodig die aan de kabeluiteinde
voor band- of effectapparatuur een monostekker heeft en
die aan de kabeluiteinde voor het mengpaneel een bridged
stereostekker heeft (kop en ring verbonden).
{4} Met de TRIM-potentiometer stelt u de ingangsversterking
in. Bij het aansluiten of loskoppelen van een signaalbron op
één van de ingangen, dient deze regelaar altijd naar links
omgedraaid te zijn.
De schaal geeft 2 verschillende waardebereiken aan: Het
eerste waardebereik +10 tot +60 dB heeft betrekking op
de MIC-ingang en geeft de versterking van het daarop
aangesloten signaal aan.
Het tweede waardebereik +10 tot -40 dBu heeft betrekking op
de Line-ingang en geeft de gevoeligheid van de ingang aan.
Voor apparaten met het gebruikelijke Line-uitgangsniveau
(-10 dBV of +4 dBu) ziet de instelling er als volgt uit: Sluit
het apparaat met dicht gedraaide TRIM-regelaar aan en stel
dan het door de fabrikant van het desbetreffende apparaat
aangegeven uitgangsniveau in. Als het externe apparaat
over uitgangsniveau-weergave beschikt, dient deze bij
signaalpieken 0 dB aan te geven. Voor +4 dBu draait u de
regelaar een beetje open en voor -10 dBV nog iets verder
open. De fijninstelling gebeurt, wanneer u een muzieksignaal
invoert, met behulp van de LEVEL SET-LED. Dit LED licht
op zodra het ideale bewerkingsniveau bereikt wordt.
{5} Daarnaast beschikken de monokanalen van de Power Mixer
over een steile LOW CUT-filter, waarmee u ongewenst lage
frequentie signaalaandelen kun verwijderen(18 dB/octaaf,
-3 dB bij 80 Hz).
2.1.2
Equalizer
Alle mono-ingangskanalen beschikken over een 3-bands klankre-
geling. De banden kunnen elk maximaal met 15 dB worden ver-
hoogd/verlaagd – in de middelste stand is de equalizer neutral.
Afb. 2.2:
De klankregeling van de ingangskanalen
EURODESK SX3242FX/SX2442FX
{6} De HIGH-regelaar van de EQ-sectie controleert het bovenste
{7} Met de MID-regelaar kunt u het middenbereik verhogen
{8} Der LOW-regelaar maakt het verhogen of verlagen van de
De Aux Sends bieden u de mogelijkheid, van één of meer kanalen
signalen los te koppelen en op een andere rail (Bus) te verzame-
len. Aan de ene Aux Send-bus vangt u het signaal op en speelt
het bijvoorbeeld over naar een actieve monitorbox of een extern
effectapparaat. Als retourweg voor het effectsignaal dienen dan
bijvoorbeeld de FX Returns.
{9} Met de AUX 1- resp. AUX 2-regelaars bepaalt u voor elk
(10) Door het indrukken van de PRE-schakelaar kunnen de Aux-
+
(11) De met FX 1 en FX 2 aangegeven regelaars dienen als di-
+
Bedieningselementen en aansluitingen
frequentiebereik van het respectievelijke kanaal. Hier draait
het om een Shelving filter die alle frequenties boven een
vastgesteld grensfrequentie (12 kHz) verhoogt of verlaagt.
of verlagen. Hier draait het om een semi-parametrisch
Peak-filter die het frequentiebereik om een variable mid-
denfrequentie verhoogt of verlaagt. Met de bijbehorende
FREQ-regelaar kunt u binnen het bereik van 100 Hz tot8 kHz
een middenfrequentie uitkiezen, die u met de MID-regelaar
kunt verhogen of verlagen.
basfrequenties mogelijk. Net als bij de HIGH-filter betreft het
hier over een Shelving-filter die alle frequenties onder een
vastgelegde grensfrequentie (80 Hz) verhoogt of verlaagt.
2.1.3
Aux/FX Send-routes
Afb. 2.3:
De AUX/FX Send-regelaars op de kanaalbediening
kanaal de geluidssterkte van de Aux-signalen. De som van
alle kanaal Aux-signalen kan met de desbetreffende Master
AUX SEND-regelaars (zie (51)) worden bepaald. Op de
desbetreffende AUX SEND-uitgangen (zie (52)) kunnen de
signalen worden opgevangen. Beide Aux Send-routes zijn
mono, worden na de equalizer opgevangen en kunnen tot
+15 dB worden versterkt.
routes voor de kanaal-fader worden geschakeld(Pre Fader).
Op deze route hangt de geluidssterkte van de Aux-signalen
niet meer van de Fader-instelling af en is het dus mogelijk
om fader-onafhankelijk monitormixen te maken.
Voor de meeste toepassingen, waarbij een extern ef-
fectapparaat door een Aux-route moet worden aange-
stuurd, moet de Aux Send-route post-Fader geschakeld
zijn, zodat de geluidssterkte van een kanaal zich naar
de stand van de kanaal-fader richt. Anders zou het
effectsignaal van het desbetreffende kanaal ook dan
hoorbaar zijn wanneer de fader volledig "dichtgescho-
ven" wordt. Daarom dient voor deze toepassingen de
PRE-schakelaar niet te worden ingedrukt.
recte route naar de ingebouwde effectprocessor. Daarnaast
kunt u over de FX SEND 1 en 2-uitgangen (zoals eveneens
over AUX SEND 1 en 2-bussen) een extern effectapparaat
aansturen. Opdat de interne effectprocessor en de FX
SEND-uitgangen een signaal krijgen, mag de gewenste
FX-regelaar niet volledig linksom (-oo) gedraaid staan.
Daarnaast moet de desbetreffende Master FX SEND-
regelaar (zie (60)) opengedraaid worden. De FX-routes zijn
blijvend op post-fader geschakeld.
Lees hiervoor ook hoofdstuk 2.10 "Effectsectie" en 3.
"Digitale effectprocessor".
5